Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34115/GV, 8 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34115/GV

    

           

Betreft  [klaagster]

Datum  8 november 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 30 mei 2023 klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klaagsters raadsvrouw, mr. H.E. Berman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

De verlofaanvraag ziet op het bezoeken van klaagsters broer, om de familiebanden te versterken en te behouden. Klaagster komt uit Limburg en haar familie is niet in staat gebleken haar te bezoeken. Hoewel het bij kortdurend re-integratieverlof voornamelijk lijkt te gaan om (regel-)zaken die voorafgaand aan en in voorbereiding op einde detentie niet binnen de inrichting kunnen plaatsvinden, is verlof dat ziet op het sociale netwerk, het overwinnen van angsten en het regelen van bijvoorbeeld bankzaken allesbehalve uitgesloten.

Een doel op het gebied van het sociaal netwerk kan liggen op herstel van de relatie, maar ook op het behoud van sociale contacten. Dit is in het geval van een gedetineerde met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf des te belangrijker. Als in de laatste fase van diens detentie pas wordt gekeken naar die sociale relaties, bestaat het reële risico dat de contacten dusdanig zijn verwaterd dat de gedetineerde geen sociale contacten meer heeft op het moment dat de daadwerkelijke (extramurale) re-integratie begint.

Het is dan ook onbegrijpelijk dat verweerder blijft schermen met de behandeling die klaagster zal gaan genieten. Op het moment dat zij geen contacten meer heeft als zij die behandeling dient te ondergaan, omdat zij in haar verloven is tegengehouden, zal resocialisatie lastiger zijn. Het behoud van sociale contacten en familiebanden is essentieel. Het stellen dat sprake is van het ontbreken van ‘een noodzaak’ is daarmee ook een onjuiste conclusie. Daarnaast wordt door het Openbaar Ministerie (OM) verwezen naar foutieve informatie betreffende de psyche van klaagster, nu haar psychische situatie geenszins is verslechterd en de reclassering dit ook blijft benadrukken. Klaagster is psychisch juist gestabiliseerd en heeft mede vanwege de vooruitgang die zij heeft geboekt een groot aantal diploma’s gehaald en heeft een voorbeeldfunctie in de tuin.

Klaagster heeft vrijwillig gekozen voor de klinische opname, om nog verdere vooruitgang te boeken. Zij verzet zich met klem tegen de beeldvorming, waaruit zou volgen dat zij psychisch niet stabiel genoeg is om op bezoek te gaan bij familie, terwijl zij wel stabiel genoeg is om diploma’s te halen, stappen te zetten op het gebied van werk en medegedetineerden te ondersteunen. Uit de toegestuurde stukken volgt ook haar meewerkende houding en het feit dat zij meerdere diploma’s heeft behaald. Dit is van belang voor de afweging van de risico’s en het meewegen van klaagsters belangen.

Klaagster verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.
 

Standpunt van verweerder

De verlofaanvraag staat in dienst van een re-integratiedoel dat in klaagsters detentie- & re-integratieplan (D&R-plan) is vastgelegd en zij voldoet aan de gedragsnorm voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. Ondanks het goede gedrag, doen zich omstandigheden voor die een afwijzing rechtvaardigen.

Het OM, het multidisciplinair overleg (MDO) en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd. Het Informatiepunt Detentieverloop heeft voorts laten weten dat de nabestaanden nog steeds bezwaar hebben tegen het verlenen van vrijheden. De reclassering heeft (eerder al) aangegeven dat de enige mogelijkheid tot het verminderen van het recidiverisico een langdurige klinische opname (artikelplaatsing) is en daar komt klaagster pas vanaf 4 april 2024 voor in aanmerking. Er wordt geadviseerd klaagster aansluitend aan haar behandeling in een begeleid wonen-instelling te plaatsen.

Er bestaat geen noodzaak om klaagster nu kortdurend re-integratieverlof te verlenen. Het stapsgewijs verlenen van vrijheden kan tijdens de klinische opname als onderdeel van de behandeling plaatsvinden. Dat standpunt heeft verweerder ook ingenomen bij de voorgaande afwijzingen en dit vindt ook aansluiting bij het oordeel van de beroepscommissie in RSJ 16 augustus 2023, 23/32711/GV. Daarin gaat de beroepscommissie mee met de conclusie van verweerder dat het onduidelijk is wat het verlenen van kortdurend re-integratieverlof in deze fase van klaagsters detentie toevoegt aan haar re-integratie, terwijl zij de door de reclassering voorgestelde behandeling nog niet heeft ondergaan.

Aangezien er in het onderhavige geval geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, is het op dit moment nog steeds onverantwoord om klaagster vrijheden buiten de inrichting te verlenen. Daarnaast is het delict waarvoor klaagster is veroordeeld, gepleegd in […]. Dat is in de buurt van […]. Daardoor bestaat er een verhoogde kans op maatschappelijke onrust bij het verlenen van het verzochte verlof. Verweerder kan ook niet goed rijmen dat klaagster alleen naar […] wil afreizen, terwijl uit eerdere verlofaanvragen is gebleken dat zij lijdt aan straat- en pleinvrees.

 

3. De beoordeling

Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten, omdat zij zich, door de eerdere schriftelijke afdoening van haar beroepen, geenszins gehoord voelt. Zij acht het ook relevant de beroepscommissie te woord te staan, zodat de leden zich een beeld kunnen vormen over haar. De beroepscommissie wijst het verzoek af. De Penitentiaire beginselenwet kent, zoals eerder ook aan klaagster raadsvrouw is bericht, geen verplichting tot horen. In verlofzaken, waarbij het streven is om deze steeds zo spoedig als mogelijk is af te doen, wordt enkel in uitzonderlijke gevallen gehoord. Daarvan is in dezen geen sprake, omdat de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. Daarbij is klaagsters raadsvrouw in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op de reactie van verweerder te reageren, van welke gelegenheid zij gebruik heeft gemaakt.

Klaagster is sinds 7 april 2013 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van achttien jaar met aftrek, wegens doodslag in vereniging en inbraak in vereniging. De datum waarop klaagster (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op          4 april 2025.
 

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-   de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-   de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-   de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-   de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.
 

De inhoudelijke beoordeling

Klaagster heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof, omdat zij haar broer wenst te bezoeken.

Het kortdurend re-integratieverlof is primair bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, deelname aan een penitentiair programma en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Er dient daarbij sprake te zijn van een gefaseerde opbouw van het verlof. Het is niet uitgesloten dat kortdurend re-integratieverlof wordt verleend voor het herstellen of onderhouden van familiebanden. Er kunnen zich echter ook omstandigheden voordoen die een afwijzing van een verzoek om kortdurend re-integratieverlof rechtvaardigen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan sprake.

Uit het reclasseringsadvies van 9 december 2022 volgt immers dat een plaatsing in een kliniek, op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, is geïndiceerd. Deze opname in een kliniek zou vanaf 4 april 2024 kunnen plaatsvinden (de datum waarop klaagster in aanmerking zou komen voor plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling). Naar verwachting zal de klinische behandeling een belangrijke bijdrage leveren op psychosociaal vlak en daarmee ook op forensisch vlak. De reclassering merkt in het advies op dat er een zorgelijk beeld van klaagster is ontstaan. De reclassering ziet een langdurige opname als enige mogelijkheid om het risico op recidive te verminderen. Dit risico wordt blijkens het advies ingeschat als gemiddeld. Ook het risico op letselschade en het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden worden ingeschat als gemiddeld. Er zal vervolgens, na klinische behandeling, toegewerkt moeten worden naar begeleid wonen. Blijkens het selectieadvies hebben het MDO en de vrijhedencommissie, onder meer gelet op het reclasseringsadvies, negatief geadviseerd omtrent het verlenen van verlof.

De beroepscommissie is gelet op voornoemde omstandigheden, en ondanks klaagsters stelling dat haar sociale contacten mogelijk verwateren, met verweerder van oordeel dat het verlenen van vrijheden in het kader van de behandeling in de kliniek meer in de rede ligt dan het verlenen van het verzochte kortdurend re-integratieverlof. Klaagster heeft daar de mogelijkheid om vrijheden op te bouwen, hiermee te oefenen en (verder) te werken aan haar re-integratie.

Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven