Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31576/GA, 12 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31576/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het uitvallen van de arbeid op 14 december 2022 en het insluiten op cel.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 3 januari 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2022-1154). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wil zijn beroep mondeling toelichten. Klager verwijst naar zijn voor de beklagrechter ingenomen standpunt. Klager klaagt niet tegen een algemene regel, maar de omstandigheid dat de directeur zich onvoldoende inzet om voor een arbeidsplek te zorgen. De arbeid gaat regelmatig niet door wegens te weinig plek. Het ligt op de weg van de directeur om stappen te ondernemen en ervoor te zorgen dat de gedetineerden voldoende uren kunnen doorbrengen op de arbeid. Gedurende de tijd dat de arbeid niet doorging, diende klager op zijn cel te verblijven. Klager verwijst naar jurisprudentie waaruit blijkt dat bij het incidenteel niet doorgaan van de arbeid, de directeur de gedetineerden in de gelegenheid dient te stellen zich vrijelijk te bewegen in de woon- en werkruimte. In het geval van klager had de directeur klager dus niet mogen insluiten op zijn cel.  Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep zijn standpunt niet toegelicht.

 

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Ontvankelijkheid
Op grond van (het met ingang van de Wet Straffen en Beschermen op 1 juli 2021 gewijzigde) artikel 47 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kunnen gedetineerden in de gelegenheid worden gesteld om deel te nemen aan de in de inrichting beschikbare arbeid. De directeur draagt zorg voor de beschikbaarheid van arbeid voor de gedetineerden, voor zover de aard of de duur van de detentie zich daar niet tegen verzet. De beroepscommissie verstaat klagers klacht als te zijn gericht tegen de vermeende schending van de zorgplicht als bedoeld in artikel 47, tweede lid, van de Pbw.

Een schending van een zorgplicht kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76). 

Het gestelde probleem moet zich naar het oordeel van de beroepscommissie (als meest algemene uitgangspunt) in beginsel minimaal drie keer in drie maanden – voorafgaand aan het beklag – hebben voorgedaan, om te kunnen spreken van mogelijk ‘structureel tekortschieten’. Dat is echter mede afhankelijk van de aard en ernst (c.q. belangrijkheid) van het probleem. Als voldoende belang ontbreekt – wat in beginsel losstaat van de vraag of het feitelijk klopt wat de gedetineerde heeft gesteld – dan moet de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Klager stelt dat de arbeid regelmatig niet doorgaat en noemt in zijn klaagschrift van 14 december 2022 een periode van 14 maanden. Ook in zijn toelichting op het beroep wijst klager op het niet-incidentele karakter van het niet doorgaan van activiteiten. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager voldoende belang heeft bij een beoordeling van zijn klacht. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Inhoudelijk
Klager noemt als datum waarop de arbeid niet is doorgegaan 14 december 2022. Volgens klager is de arbeid vaker uitgevallen, maar klager heeft dit verder niet geconcretiseerd. De beroepscommissie is bekend met het feit dat van klager meerdere beroepen momenteel in behandeling zijn of zijn geweest. Klager verwijst naar zijn eerdere klachten over uitgevallen activiteiten, echter zonder dit verder toe te lichten, bijvoorbeeld met een verwijzing naar een zaaknummer of uitspraak. Hierdoor blijft onduidelijk welke klachten worden bedoeld en – hier van belang – op welke overige data de arbeid niet zou zijn doorgegaan. Van klager mag worden verwacht dat hij in zijn klaag- en beroepschrift zijn klacht voldoende onderbouwt. De beroepscommissie komt daarom tot de slotsom dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de arbeid structureel is uitgevallen. De beroepscommissie volgt dan ook het door de directeur voor de beklagrechter ingenomen standpunt dat klager incidenteel niet is opgeroepen voor de arbeid. Het beklag zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Klager klaagt tevens over het insluiten op cel gedurende het uitvallen van de arbeid. Uit vaste rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat ingeval van structurele uitval van de arbeid, vervangende activiteiten moeten worden aangeboden en het insluiten in dergelijke gevallen in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht (zie onder meer RSJ 15 mei 2020, R-19/4130/GA). Nu structurele uitval van de arbeid niet aannemelijk is geworden, moet ook klagers klacht met betrekking tot dit onderdeel ongegrond worden verklaard. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.


Deze uitspraak is op 12 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door 
mr. R. Kokee, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven