Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28328/GA, 24 mei 2024, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/28328/GA

           

Betreft  [klager]

Datum  24 mei 2024

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld omdat toen de arbeid op 4 november 2021 uitviel, hem anderhalf uur vervangende recreatie is aangeboden terwijl hij voor de duur van het gehele arbeidsblok had moeten worden gecompenseerd, nu hij arbeidsongeschikt is.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 26 juni 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2021-1570). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 4 november 2021 is de arbeid uitgevallen wegens personeelsgebrek. De directeur heeft iedere gedetineerde die deel zou nemen aan de arbeid anderhalf uur recreatie aangeboden. Ook aan klager is anderhalf uur recreatie aangeboden, terwijl hij normaliter gedurende het gehele arbeidsblok wordt uitgesloten vanwege zijn arbeidsongeschiktheid. Gelet hierop had de directeur een individuele beslissing moeten nemen ten aanzien van klager, maar dat is niet gebeurd. De directeur heeft hierdoor onredelijk en onbillijk gehandeld.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur blijft bij wat hij in de beklagprocedure heeft aangevoerd. Het arbeidsblok van 4 november 2021 is wegens personeelsgebrek uitgevallen. Klager is volledig arbeidsongeschikt en neemt geen deel aan arbeid, maar mag in de arbeidszaal recreëren. Omdat de arbeid toen is uitgevallen, is er anderhalf uur vervangende arbeid aangeboden. Hier heeft klager gebruik van gemaakt. De arbeid is uitgevallen voor alle deelnemers, zodat geen sprake is van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

 

3. De beoordeling

In deze zaak kon de arbeid op 4 november 2021 niet doorgaan, omdat – volgens de

directeur – sprake was van personeelsgebrek.

Nu de arbeid één keer is vervallen, bovendien kennelijk zonder dat dit vooraf schriftelijk is vastgelegd, is deze beslissing geen algemene regel (in de zin van ‘wijziging van het dagprogramma’). Omdat personeelstekort redelijkerwijs ook niet kan worden geschaard onder de gronden van artikel 23, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), is ook geen sprake van een ordemaatregel.

Nu de directeur wel uitdrukkelijk heeft beslist om, in afwijking van het vastgestelde dagprogramma, de arbeid te laten vervallen, gaat het om een (collectieve) beslissing waartegen kan worden geklaagd. Om die reden is klager terecht in zijn beklag ontvangen (vergelijk RSJ 1 mei 2024, 23/32160/GA).

Vast staat dat de arbeid één keer is vervallen, waardoor klager, die arbeidsongeschikt is maar in de arbeidszaal mag recreëren, daartoe op 4 november 2021 niet (volledig) in de gelegenheid is gesteld.

Uit het dossier is niet gebleken dat hierdoor sprake is van een schending van een wettelijk recht of van een schending van het wettelijk minimum aantal uren aan klager aangeboden dagprogramma. Nu sprake was een personeelstekort, is de beslissing van de directeur om de arbeid te laten vervallen, begrijpelijk. Daarbij geldt dat het slechts één keer is gebeurd. Ook heeft de directeur klager die op de arbeidszaal mocht recreëren (net als de andere gedetineerden voor wie de arbeid uitviel) gecompenseerd met het aanbieden van anderhalf uur vervangende arbeid. De beroepscommissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden de beslissing van de directeur om de arbeid één keer te laten vervallen en klager niet voor de duur van het hele arbeidsblok te compenseren terwijl hij arbeidsongeschikt is, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter het beklag terecht ongegrond heeft verklaard en zij zal de uitspraak van de beklagrechter daarom bevestigen, met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 24 mei 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven