Nummer 23/32463/GA
Betreft [klager]
Datum 24 november 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen het niet voortvarend handelen met betrekking tot zijn verzoek om langdurend re-integratieverlof.
De beklagcommissie bij de PI Dordrecht heeft op 1 maart 2023 het beklag gegrond verklaard (PD-2023-42). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De beoordeling
Het beklag is gericht tegen het niet voortvarend handelen van de casemanager in het kader van klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof. Uit de stukken volgt dat klager op 11 november 2022 een aanvraag voor zowel kort- als langdurend re-integratieverlof heeft ingediend. De directeur heeft in de beklagprocedure een schema overgelegd, waaruit volgt welke werkzaamheden wanneer zijn verricht. Uit dit schema blijkt dat na een maand alle adviezen, op het politieadvies na, binnen waren en dat de casemanager de aanvraag heeft opgestuurd naar de selectiefunctionaris. Op 13 januari 2023 heeft de selectiefunctionaris advies uitgebracht ten aanzien van de verlofaanvraag. De directeur heeft naar aanleiding hiervan, volgens het schema op dezelfde dag, het verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen.
Hoewel de beslissing over het al dan niet verlenen van kort- dan wel langdurend re-integratieverlof is gedateerd op 17 februari 2023, staat hierin dat de directeur aan klager in januari 2023 tweemaal een kortdurend re-integratieverlof toekent om een bezoek te brengen aan zijn gezin en dat klager, indien deze verloven zonder incidenten verlopen, ook in aanmerking komt voor een langdurend re-integratieverlof in februari 2023. Klager heeft ter beklagzitting ook bevestigd dat hij in januari 2023 tweemaal kortdurend re-integratieverlof heeft genoten.
De beroepscommissie leidt uit de hiervoor beschreven gang van zaken af dat, ondanks dat de beslissing pas op 17 februari 2023 op schrift is gesteld, deze beslissing kennelijk wel al eerder is genomen en dat daaraan ook al uitvoering is gegeven. Dit sluit ook aan bij het door de directeur overgelegde schema, waaruit volgt dat al op 13 januari 2023 is beslist over klagers verzoeken om verlof.
Hoewel de beroepscommissie het onwenselijk acht dat de daadwerkelijke beslissing kennelijk pas op 17 februari 2023 op schrift is gesteld, nu dit mogelijk onduidelijkheid bij klager heeft veroorzaakt, is het naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat er door deze gang van zaken vertraging is ontstaan in klagers faseringstraject.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de casemanager onvoldoende voortvarend heeft gehandeld c.q. dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken (vergelijk in die zin RSJ 22 november 2023, 22/29646/GA). De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het voorgaande, dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 24 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. L.C.P Goossens en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter