Nummer 21/23623/GA
Betreft [Klager]
Datum 10 november 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft voor - zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel/uitsluiting van activiteiten, voor de duur van acht dagen, vanwege zijn binnenkomst in de inrichting, ingaande op 30 juni 2021.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 8 oktober 2021 het beklag ongegrond verklaard (Z1-2021-398). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is niet gehoord en dat heeft hem in zijn belangen geschaad (RSJ 7 juni 2021, 21/22056/SGA). Klager werd vanwege de inwerkingtreding van de Wet Straffen en Beschermen vanuit een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) teruggeplaatst naar een PI. Na terugkomst van het laatste regimaire verlof verbleef klager in de BBI samen met andere gedetineerden in een verblijfsruimte. Het is niet gebleken dat op dat moment maatregelen zijn getroffen of dat klager zich niet zou hebben gehouden aan de door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gestelde voorschriften. Bij terugkomst in de BBI na het verlof werd geen enkele aanvullende maatregel opgelegd.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De ordemaatregel is gelet op de algemeen geldende regelgeving voor alle gedetineerden in de PI Zwolle en de RIVM-maatregelen, niet onredelijk en onbillijk.
3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt allereerst op dat zij ernaar streeft om spoedig uitspraak te doen. Zij betreurt het dat de uitspraak op dit beroep lang op zich heeft laten wachten.
Hoorplicht
Artikel 57, eerste lid, onder c, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist tot plaatsing in afzondering, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw. Dit dient de directeur ook te doen als hij landelijk beleid uitvoert. Het horen kan volgens het bepaalde in artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat.
De directeur heeft toegelicht dat klager niet is gehoord, omdat horen niet tot een andere beslissing had kunnen leiden en nieuwe inkomsten in quarantaine geplaatst werden. Dat is niet één van de uitzonderingsgronden van artikel 57, derde lid, van de Pbw. Nu aan het vereiste van de hoorplicht niet is voldaan, is sprake van een vormverzuim. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.
Inhoudelijk
Klager is op 30 juni 2021 vanuit de BBI Heerhugowaard binnengekomen in de PI Zwolle. Klager was tot en met 28 juni 2021 op weekendverlof geweest vanuit de BBI.
Volgens de brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 18 juni 2021 (Kamerstukken II 2020/2021, 24 587 en 25 295, nr. 803) werd een gedetineerde bij binnenkomst voor acht dagen in quarantaine geplaatst. Uit deze en eerdere brieven blijkt niet wat de procedure is bij terugkomst in een BBI na een weekendverlof.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beslissing om klager in quarantaine te plaatsen inhoudelijk niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat de directeur niet heeft kunnen nagaan met wie klager vóór zijn overplaatsing in contact is geweest en of de algemene richtlijnen van het RIVM zijn nageleefd (vergelijk RSJ 20 mei 2021, R-20/7801/GA). In het verweerschrift in beklag staat dat uit navraag bij de medische dienst is gebleken dat er niets is gerapporteerd tussen 3 en 30 juni 2021.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag (wegens vormverzuim) alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.
Deze uitspraak is op 10 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter