Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35523/GB, 19 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/35523/GB

    

           

Betreft  [klager]

Datum  19 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein of naar de gevangenis van de PI Dordrecht.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 10 augustus 2023 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M. Uslu, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager geeft in zijn oorspronkelijke verzoek aan dat er wordt verzocht om een overplaatsing naar een inrichting in de omgeving van Amsterdam, omdat zijn familie en vriendin daar wonen. Dat berust op een verschrijving. Zijn familie en vriendin wonen in Rotterdam. Uit de aanvullende rapportage blijkt overigens ook dat klagers vriendin uit Rotterdam komt. De hechte relatie tussen klager en zijn vriendin wordt aangetoond door middel van een schrijven van klagers vriendin. Deze motivatiebrief en een kopie van het paspoort van klagers vriendin worden overgelegd.

Klagers vriendin is afhankelijk van het openbaar vervoer en de totale reisduur voor een bezoek aan klager bedraagt tussen de vijf en zes uur. De kosten daarvoor bedragen ongeveer €50,- per bezoek. Daarvan wordt eveneens bewijs overgelegd. Het kunnen ontvangen van bezoek bevordert de fasering en draagt bij aan klagers resocialisatie en re-integratie. Daarnaast werkt een overplaatsing bevorderlijk zodra aan klager verlof wordt verleend.

De redenering dat een gedetineerde pas een jaar na toewijzing van een verzoek om overplaatsing een nieuw verzoek kan indienen, is niet op wet- of regelgeving gebaseerd. Tot slot is vanuit de inrichting positief geadviseerd.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Klager heeft tijdens zijn detentieperiode in verschillende inrichtingen verbleven. Hij is meerdere keren overgeplaatst in het kader van de orde, rust en veiligheid. Ook heeft hij zelf meerdere keren om overplaatsing verzocht. Klager is echter niet consistent in zijn beweegredenen en heeft steeds andere wensen, omdat hij steeds bij andere mensen in de buurt geplaatst wil worden. Eerst is het omdat zijn vriendin in Assen woont en vervolgens omdat zijn familie in Amsterdam woont. In het beroepschrift wordt aangegeven dat er door klager abusievelijk is gesteld dat zijn bezoek uit Amsterdam komt, maar dat zijn familie en vriendin in Rotterdam wonen. Op dit moment is niet goed vast te stellen waar zijn bezoekers daadwerkelijk vandaan komen en er is – anders dan het benoemen van de reisafstand – niet nader onderbouwd waarom het voor zijn bezoekers op dit moment lastig is om klager te bezoeken.

Omdat klager niet is verstoken van bezoek en omdat zijn gedrag in de inrichting te wensen overlaat (waardoor hij steeds wordt overgeplaatst naar een andere inrichting), bestaat er geen aanleiding om klager opnieuw over te plaatsen naar een andere inrichting.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Achterhoek te Zutphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Nieuwegein of naar de gevangenis van de PI Dordrecht, omdat zijn familie en zijn vriendin hem dan (makkelijker) kunnen bezoeken.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Van klager is geen vestigingsadres bekend. Artikel 25, zevende lid, van de Regeling speelt in deze zaak daarom geen rol van betekenis. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet een gedetineerde in dat geval een goede reden hebben om te kunnen oordelen dat verweerder hem (alsnog) moet overplaatsen.

Hoewel uit de stukken blijkt dat klager eerder verschillende informatie heeft aangeleverd over de woonplaats van zijn vriendin, volgt uit de brief van klagers vriendin van 15 augustus 2023 – van na de bestreden beslissing – dat zij en klager sinds maart 2023 samen iets aan het opbouwen zijn, dat zij bijna elke dag drie keer met elkaar bellen en dat klagers vriendin klager om de twee à drie weken bezoekt. Klagers vriendin geeft aan dat zij ruim zes uur moet reizen om klager te bezoeken en dat het treinkaartje duur is. Zij heeft een afbeelding met daarop zes treinkaartjes in de periode van eind maart 2023 tot half augustus 2023 overgelegd. Daaruit volgt dat zij voor elke dagkaart €50,68 moet betalen (van Rotterdam Centraal naar Zutphen).

Uit de informatie vanuit de inrichting van 4 augustus 2023 volgt daarnaast dat klagers familie en zijn vriendin bij hem op bezoek komen, maar dat dit niet frequent gebeurt, gelet op de reisafstand en de reistijd. Daaruit volgt ook dat klagers bezoekers afkomstig zijn uit de regio Amsterdam en Rotterdam en dat zijn vriendin in de regio Rotterdam woont. Vanuit de inrichting is positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing – bij de huidige stand van zaken – naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 19 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven