Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30196/GA, 26 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           22/30196/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum  26 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de (herhaaldelijke) weigering van de directeur om de door klager ingevoerde radio/CD-speler aan hem uit te reiken.

De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 27 oktober 2022 het beklag gegrond verklaard, aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen (ZS-ZZ-2022-562). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Voor het type radio van het merk Bose dat klager op zijn cel wil houden, is in oktober 2021 – dus ruim voor de datum dat klager in JC Zaanstad kwam – landelijk bekend geworden dat deze veelvuldig gebruikt wordt voor de opslag van contrabande, terwijl de radio wel blijft functioneren. Voor dit type radio is daarom sinds die tijd een “uitsterfbeleid” van toepassing. Dit is dan ook de reden dat klager de radio niet op cel mag houden, maar deze in zijn fouillering wordt bewaard.

Conform de toen geldende, maar ook volgens de thans geldende huisregels kan de directeur toestemming geven om door een gedetineerde gewenste voorwerpen op cel te houden voor zover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. De directeur kan op grond van het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting bepalen dat eerder toegestane voorwerpen niet (langer) op cel mogen worden gehouden. Dit brengt onder meer met zich mee dat bij overplaatsing naar een andere afdeling of andere inrichting deze voorwerpen niet zonder meer kunnen worden meegenomen.

Op grond van bovenstaande is aan klager de radio ontzegt. Het oordeel van de beklagcommissie dat klager onder het uitsterfbeleid dient te vallen, volgt de directeur niet. Het moment dat klager overgeplaatst wordt, in dit geval naar JC Zaanstad, is een nieuw moment om te bezien wat klager bij zich draagt/onder zich houdt. Op dat moment kan er vastgesteld worden dat bepaalde goederen in de inrichting van plaatsing niet zijn toegestaan. Enkel in het geval dat klager voor oktober 2021 met dit merk en type radio in JC Zaanstad was geplaatst, zou het “uitsterfbeleid” voor hem van toepassing zijn (geweest).

De beroepscommissie heeft onlangs (in een zaak over een ander soort voorwerp) overwogen dat klager aan een eerder gegeven toestemming niet het gerechtvaardigde vertrouwen had mogen ontlenen dat hem in afwijking van de algemene regel het behoud van de Playstation 2 zou worden toegestaan (zie RSJ 18 november 2022, 21/22065/GA). Daarnaast geldt nieuw landelijk beleid op grond waarvan radio’s van rijkswege verstrekt gaan worden. Daardoor is het door klager beoogde resultaat niet meer haalbaar.

Hoewel de directeur begrijpt dat het voor klager vervelend is om te zien dat medegedetineerden nog wel over de radio beschikken, prevaleren de orde, rust en veiligheid in de inrichting boven het belang van klager.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en het beklag alsnog ongegrond te verklaren.

 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

Uit artikel 45, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) volgt dat in de huisregels kan worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.

De – ten tijde van de klacht geldende – huisregels luiden, voor zover van belang, als volgt:
 

4.5.1.2 Toegestane voorwerpen

De in deze paragraaf benoemde toegestane voorwerpen mogen in uw cel aanwezig zijn.

Persoonlijke zaken:

     (…)

p. een eenvoudige en verzegelde radio en/of een cd-speler zonder dataopslag- en opnamemogelijkheid, dan wel een combinatie daarvan met vaste boxen niet groter dan 40 cm x 40 cm x 40 cm (inclusief luidsprekers), waarvan de eventuele zend- en ontvangstmogelijkheid onklaar is gemaakt (niet zijnde de ontvangstmogelijkheid voor radiosignalen);

4.5.2 Controle voorwerpen

     (…)

De directeur kan op grond van het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen, bepalen dat u een of meer van voornoemde voorwerpen niet (langer) onder uw uitrusting mag houden.

Hoewel op grond van de destijds geldende huisregels een radio op cel is toegestaan en daarin niet expliciet is opgenomen dat het invoeren van een radio van dit type (Bose) niet is toegestaan in de inrichting, heeft de directeur eveneens op grond van de huisregels de discretionaire bevoegdheid om bepaalde voorwerpen te weigeren in verband met de orde of de veiligheid in de inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat de orde of de veiligheid in de inrichting in het geding had kunnen komen als de invoer van klagers radio was toegestaan. De beroepscommissie volgt de beklagcommissie niet in haar oordeel dat klager onder het uitsterfbeleid had moeten vallen omdat klager de radio in de inrichting van herkomst al onder zich had. In die zin komt de beroepscommissie terug op RSJ 29 augustus 2000, 00/0915/GA (de uitspraak die door de beklagcommissie is aangehaald).

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

Tegemoetkoming

De beklagcommissie heeft aan klager €25,- toegekend voor zowel de (herhaaldelijke) weigering van de directeur om de door klager ingevoerde radio/CD-speler aan hem uit te reiken als tegen het niet tijdig uitreiken van deze nieuwe beslissing. Nu de beroepscommissie het beklag ten aanzien van de (herhaaldelijke) weigering van de directeur om de door klager ingevoerde radio/CD-speler aan hem uit te reiken alsnog ongegrond verklaard, ziet de beroepscommissie aanleiding om de aan klager toegekende tegemoetkoming te matigen. Zij zal de tegemoetkoming dan ook vaststellen op €7,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog ongegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.

 

 

Deze uitspraak is op 26 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven