Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34748/GA, 10 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34748/GA
    
            
Betreft    [klaagster]
Datum    10 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure
Klaagster heeft beklag ingesteld tegen het niet kunnen zien van haar minderjarige kinderen in de periode van 2 november 2022 tot          5 januari 2023 en de frequentie van het moeder-kindbezoek.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 9 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard (ZI-2023-10).      De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klaagsters raadsman, mr. S. Weening, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klaagster, mr. N. Godding, namens klaagsters raadsman mr. S. Weening, en […],  directeur Zorg en Behandeling bij de PI Zwolle, gehoord op de zitting van 20 september 2023 in de PI Lelystad.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster heeft drie jonge kinderen. Zij heeft het recht om haar kinderen iedere week te zien. Gelet op de regels voor bezoek voor minderjarige kinderen en de omstandigheid dat haar kinderen enkel onder begeleiding de inrichting in mogen, begrijpt klaagster dat een wekelijks bezoek wellicht niet haalbaar is. Klaagster begrijpt echter niet waarom de bezoekmomenten zodanig zijn teruggeschroefd dat zij haar kinderen op enig moment ruim drie maanden niet heeft gezien.

Nu gelet op het voorgaande sprake is van een door de directeur genomen beslissing, of van het niet of onvoldoende nakomen van de zorgplicht van de directeur, is klaagster ontvankelijk in haar beklag.

De directeur heeft zich onvoldoende ingespannen om aan zijn zorgplicht te voldoen. Zo heeft klaagster nimmer informatie vanuit Jeugdzorg zelf gekregen waaruit blijkt dat zij meer frequente bezoeken niet zouden kunnen realiseren. De directeur is ook niet bij de      PI Vught nagegaan waarom dit daar wél (met Jeugdbescherming) kan en lukt. Evenmin heeft de directeur hier compensatie voor aangeboden. 

Daarnaast is geen of een onvoldoende individuele belangenafweging gemaakt bij de inbreuk op klaagsters recht – op grond van internationale en nationale wet- en regelgeving – om haar kinderen minimaal één uur per week te zien. De bestreden beslissing is daarmee in strijd met (inter)nationale wetgeving. Bovendien wordt het belang van klaagsters kinderen niet in acht genomen. Het afschalen van de bezoekmomenten met klaagsters kinderen heeft ook voor haar kinderen nadelige gevolgen. Dat het belangrijk is dat klaagsters kinderen haar meer zien wordt ook onderstreept door Jeugdbescherming. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat juist jongere kinderen meer afhankelijk zijn van de ouder en de detentieperiode sneller als negatief ervaren. Dat dit belang is meegewogen door de directeur is niet gebleken. Het contact met klaagsters kinderen is voorts in het kader van resocialisatie wenselijk én noodzakelijk. 

Het bezoek met kinderen vindt in een specifieke ruimte plaats. Wanneer deze ruimte bezet is, kan er geen bezoek met kinderen plaatsvinden. Binnen de inrichting bevinden zich nog meer ruimten waar een eventueel bezoekmoment met kinderen gerealiseerd kan worden, maar daar wordt door de directeur geen verdere invulling aan gegeven. 

Daarnaast mag bij regulier bezoek geen fysiek contact worden gemaakt. Tussen klaagster en haar kinderen wordt een afstand gecreëerd door een buiten- en binnenring met een tussenschot. De kinderen begrijpen dat niet. Gelet op de leeftijd van klaagsters kinderen is ook Jeugdbescherming tegen de wijze waarop het reguliere bezoek plaatsvindt. 

Het moeder-kindbezoek dient ofwel vaker te worden aangeboden of het reguliere, wekelijkse bezoekuur dient plaats te vinden in een kindvriendelijke ruimte waarbij fysiek contact mogelijk is (zoals in de binnenring van de bezoekruimte, waar ook het moeder-kindbezoek plaatsvindt). Dat laatste is niet moeilijk te realiseren. Voor de vrouwelijke gedetineerden op terroristenafdeling (TA) – bestaande uit vijf gedetineerden – wordt een bezoekuur en -ruimte gereserveerd waarbij geen andere gedetineerden zijn. 

Op dit moment ziet klaagster haar kinderen eens per zes weken gedurende één uur (moeder-kindbezoek). Op de TA in de PI Vught kon klaagster haar kinderen eens per vier weken zien voor twee uur. Klaagster snapt niet waarom de TA in de PI Zwolle zo veel strenger is. 

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en een nieuwe beslissing te nemen.

Standpunt van de directeur
Elke week wordt klaagster de mogelijkheid geboden om bezoek te ontvangen. De inrichting is niet volledig flexibel daarin, nu met de gehele populatie in de inrichting rekening moet worden gehouden. Het moeder-kindbezoek wordt naast het reguliere bezoek aangeboden. 

De directeur heeft veelvuldig contact gehad met Jeugdbescherming om te bezien of het anders kan. Volgens Jeugdbescherming kan dat niet, omdat zij het niet geregeld krijgen. Jeugdbescherming geeft aan dat de kinderen begeleid moeten worden, maar zijn daartoe niet in staat op de voor het reguliere bezoek bestemde tijdstippen. De directeur is er niet mee bekend dat Jeugdbescherming bezwaar zou hebben tegen de wijze waarop het reguliere bezoek wordt vormgegeven. De directeur heeft ook nimmer van Jeugdbescherming vernomen dat de schuld bij de inrichting ligt. De directeur heeft de nodige inspanningen verricht. Het is pijnlijk dat er geen oplossing kan worden gevonden. 

 

3. De beoordeling
Uitleg van het beklag
Uit de stukken in het dossier en wat ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gekomen, begrijpt de beroepscommissie dat het beklag is gericht tegen het niet kunnen effectueren van klaagsters bezoekrecht, nu klaagsters (minderjarige) kinderen haar niet voldoende frequent kunnen bezoeken. 

Ontvankelijkheid van klaagster in het beklag
Het niet kunnen effectueren van bezoekrecht kan gelijk worden gesteld met een beslissing van de directeur, zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76).

De beroepscommissie neemt in elk geval aan dat sprake is van een klacht met voldoende belang, als de klacht gericht is tegen een (vermeende) schending van een recht of zorgplicht die is vastgelegd in de Pbw en die in tijd en/of aantal bepaald is. Door dergelijke rechten en zorgplichten zo concreet en in de wet vast te leggen, heeft de wetgever immers duidelijk gemaakt dat die van wezenlijk belang zijn (ook als de schending niet structureel is).

Uit artikel 38, eerste lid, van de Pbw volgt dat klaagster het recht heeft gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. 

Nu uit de Pbw volgt dat gedetineerden recht hebben op minimaal één uur bezoek per week, heeft klaagster voldoende belang bij haar klacht tegen een schending van dit recht. Zij kan dus worden ontvangen in haar beklag.

Inhoudelijke beoordeling 
De beroepscommissie stelt vast dat klaagster wekelijks een uur bezoek en daarnaast een keer per zes weken een moeder-kindbezoek krijgt aangeboden. Op deze momenten kan klaagster in beginsel haar kinderen ontvangen. 

Uit de huisregels van de PI Zwolle volgt dat kinderen tot en met 15 jaar onder begeleiding op bezoek moeten komen. Voorts volgt uit artikel 3 van de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen dat – voor zover relevant – het een minderjarige jonger dan twaalf jaar niet is toegestaan de inrichting zonder meerderjarige begeleider te bezoeken. 

Klaagsters (minderjarige) kinderen staan onder begeleiding van Jeugdbescherming. Uit de toelichting van de directeur is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat het niet frequent bezoek ontvangen van klaagsters minderjarige kinderen volgt uit onvoldoende mogelijkheden van (begeleiders van) Jeugdbescherming om de (reguliere) bezoekmomenten te begeleiden. Voldoende aannemelijk is namelijk dat de directeur hierover (veelvuldig) in contact is getreden met Jeugdbescherming, maar dat dit (nog) niet tot resultaat heeft geleid. De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie de van hem te verwachten inspanningen geleverd om klaagster haar bezoekrecht (met het oog op haar kinderen) zo veel mogelijk te laten effectueren. De beklagcommissie heeft het beklag dan ook terecht ongegrond verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 

De beroepscommissie herhaalt wat zij partijen ter zitting heeft voorgehouden. Zij acht het geraden dat de inrichting, klaagster, Jeugdbescherming en de betrokken advocaten gezamenlijk in overleg treden om uit de geschetste impasse te komen. Het juridificeren van het probleem zal niet de oplossing bieden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden. 


Deze uitspraak is op 10 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. S. Djebali, voorzitter, G. Bakx en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven