Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33614/GA, 22 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33614/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen (zo begrijpt de beroepscommissie) het afwijzen van klagers verzoek om hem op een eenpersoonscel (EPC) te plaatsen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 28 april 2023 het beklag ongegrond verklaard (A-2023-132). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft namens klager […], juridisch medewerkster en (gemachtigd) waarneemster van klagers raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, en […], toegevoegd managementlid bij de PI Arnhem, en […], stagiaire bij de PI Arnhem, gehoord op de zitting van 20 september 2023 in de PI Lelystad. 
De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Ter zitting is het de beroepscommissie gebleken dat klager heeft geweigerd een afstandsverklaring te tekenen. Klagers gemachtigde heeft toegelicht dat klager telefonisch heeft aangegeven dat hij niet is opgehaald voor vervoer door Dienst Vervoer en Ondersteuning, maar dat de behandeling van zijn zaak buiten zijn aanwezigheid kan geschieden. 
Als secretaris was ter zitting aanwezig mr. S.F.J.H. Niederer. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager en zijn raadsman hebben vanaf januari 2023 verschillende keren verzocht om klager op een EPC te plaatsen. Op 2 maart 2023 heeft de inrichting laten weten dat gedetineerden enkel in aanmerking komen voor een EPC indien sprake is van een medische indicatie. 

Artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bevat geen limitatieve opsomming van contra-indicaties. Er is namelijk geen standaardsituatie om ongeschikt te worden geacht voor een meerpersoonscel (MPC). Dit kan ook op andere gronden dan op medische gronden (zie RSJ 27 oktober 2011, 11/1399/GA). 

De directie heeft een onjuiste belangenafweging gemaakt. De contra-indicatie in klagers geval is gelegen in zijn persoonlijke belangen. Klager is 21 januari 2023 disciplinair gestraft naar aanleiding van contrabande die op zijn MPC is aangetroffen en aan zijn celgenoot toebehoorde. Naar aanleiding daarvan is klager gedegradeerd en is hij alle voordelen van het plusprogramma kwijtgeraakt, zoals verlof aanvragen, bezoek zonder toezicht en bezoekmogelijkheden in de avonduren en weekenden. Daardoor kunnen klagers kinderen niet op bezoek komen. 
Na de disciplinaire straf zou klager zelf zijn celgenoot mogen kiezen, maar dat is niet doorgegaan nadat het afdelingshoofd de toezegging van een personeelslid daartoe heeft teruggedraaid. Daardoor werd klager toch op een cel geplaatst met een gedetineerde die hij niet zelf had uitgekozen. De nieuwe celgenoot was ook bezig met louche zaken. Aangezien de directeur geen oplossing bood, zag klager geen andere mogelijkheid dan vrijwillig in een afzonderingscel te worden geplaatst, omdat hij vreest dat hij door het gedrag van een celgenoot opnieuw een straf opgelegd zal krijgen of niet kan promoveren. Dat de vrees terecht is blijkt uit een nieuw incident van    22 mei 2023, waarbij tijdens een celinspectie opnieuw contrabande is aangetroffen op klagers MPC. Aan klager is deze keer geen disciplinaire straf opgelegd, omdat klagers celgenoot verantwoordelijkheid heeft genomen.

In de inrichting zijn EPC’s beschikbaar waarvoor geen contra-indicatie is vereist. Tijdens de beklagzitting heeft de voorzitter de directie meegegeven onderzoek te doen naar het systeem van plaatsing binnen de EPC zonder contra-indicatie en te beoordelen of klager hiervoor in aanmerking komt. De directie heeft op 8 mei 2023 per e-mail laten weten dat klagers persoonlijke omstandigheden een aanknopingspunt vormen om hem met voorrang op een EPC te plaatsen. Klager is als nummer drie op de lijst voor plaatsing in EPC zonder contra-indicatie geplaatst. Indien niet wordt aangenomen dat klager een contra-indicatie heeft, had hij op basis van zijn persoonlijke belangen in ieder geval hoger op deze lijst moeten worden geplaatst.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en de directeur op te dragen om een (nieuwe) beslissing te nemen ten aanzien van de mogelijkheid voor klager om te verblijven op een EPC.  

Standpunt van de directeur
De EPC’s zijn primair bestemd voor gedetineerden met een contra-indicatie voor een plaatsing in een MPC. De resterende EPC’s kunnen tijdelijk worden betrokken door gedetineerden zonder contra-indicatie, waarbij de voorkeur uitgaat naar langgestraften en/of gedetineerden die al lang op een MPC verblijven. Daarbij wordt ook gekeken naar de mentale/fysieke omstandigheden van de gedetineerde. 

Klager heeft geen contra-indicatie voor een plaatsing in een MPC. Klager verblijft al lang op een MPC, zodat de verwachting is dat hij op een gegeven moment tijdelijk in een EPC kan worden geplaatst. De directeur ziet in klagers persoonlijke belangen evenwel geen aanleiding om klager hoger op de lijst te plaatsen. 

Klager is de mogelijkheid geboden om een eigen celgenoot te kiezen. Klager is kennelijk toch met een andere gedetineerde op cel terecht gekomen. Het is in ieders belang dat gedetineerden zo goed mogelijk samen worden geplaatst. Toen klager de plaatsing in een MPC weigerde, is hij vrijwillig naar de afzonderingscel gelopen. De directeur heeft op dat moment geen andere keuze dan een ordemaatregel op te leggen. 

 

3. De beoordeling
De ontvankelijkheid van klager in het beklag 
De directeur zou in een e-mailbericht van 2 maart 2023 te kennen hebben gegeven dat enkel gedetineerden met een contra-indicatie voor een plaatsing in een EPC in aanmerking komen. Hoewel dit e-mailbericht zich niet bij de stukken bevindt, kan naar het oordeel van de beroepscommissie hierin een (impliciete) afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een EPC worden gelezen. Gelet hierop is aldus sprake van een beklagwaardige beslissing. 


De inhoudelijke beoordeling 
De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de beslissing om klager niet op een EPC te plaatsen als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. 

Bij de beslissing om klager al dan niet op een EPC te plaatsen dient de directeur een belangenafweging te maken waarbij hij alle persoonlijke omstandigheden van klager betrekt (zie RSJ 27 oktober 2011, 11/1399/GA). Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, is de in artikel 11a van de Regeling vermelde opsomming van contra-indicaties niet limitatief. Andere contra-indicaties zijn op zich dus ook mogelijk. De beroepscommissie begrijpt klager zo dat hij zich verzet tegen plaatsing op een MPC omdat hij vreest te worden geconfronteerd met (de gevolgen van) laakbaar gedrag van een celgenoot. Dit vormt naar het oordeel van de beroepscommissie echter geen contra-indicatie als bedoeld in de Regeling. Deze vrees is niet gegrond op een persoonlijke omstandigheid die klager betreft en rechtvaardigt niet een onderscheid met medegedetineerden in dit verband. Evenmin is op andere grond sprake van onverenigbaarheid door plaatsing met een specifieke medegedetineerde. Dat klager op een later moment hoger op de wachtlijst voor een EPC is geplaatst, doet hier niet aan af.      

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om klager ten tijde van het beklag niet vanuit een MPC op een EPC te plaatsen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.


Deze uitspraak is op 22 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. S. Djebali, voorzitter, G. Bakx en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven