Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33270/GA, 10 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Nummer    23/33270/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    10 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de weigering van 2 november 2022 van de directeur om een kaart aan klager uit te reiken.

De beklagcommissie bij de PI Arnhem heeft op 14 april 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (A-2022-598). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], toegevoegd managementlid bij de PI Arnhem, […], stagiaire bij de PI Arnhem, klager en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad gehoord op de zitting van 20 september 2023 in de PI Lelystad. Met instemming van partijen leest en beslist het derde lid van de beroepscommissie, dr. T. Jambroes, op de stukken mee. Als secretaris was ter zitting aanwezig mr. S.F.J.H. Niederer. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Klagers post is op grond van artikel 36, vierde lid, sub a en c, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) niet aan hem uitgereikt. Op grond van de huisregels van de inrichting is het klager niet toegestaan voorwerpen van discriminerende, aanstootgevende of militante aard onder zich te houden.

Klager wordt verdacht van bezit van kinderpornografie, het maken van kinderpornografie en het seksueel misbruik maken van kinderen. Hij verblijft op een zedenafdeling. Uit navraag bij het personeel op deze afdeling blijkt dat gedetineerden op deze afdeling bij elkaar op cel komen. Op elk vlak moet worden voorkomen dat gedetineerden op de zedenafdeling bloot worden gesteld aan mogelijk aanstootgevend materiaal, ook zonder dat de foto´s die bedoeling hebben. Het is niet wenselijk dat de kaart op de afdeling rondzwerft en zodoende de orde, rust en veiligheid ernstig kan verstoren. Het gaat dus niet om klager zelf, maar om de afdeling waar hij verblijft. Foto’s van kinderen worden als zodanig wel toegelaten op de zedenafdeling. De beslissing om de kaart niet uit te reiken is ook genomen ter bescherming van het kleinkind op de foto’s.

Klager heeft aangegeven de foto’s op een veilige/verborgen plek in zijn cel te kunnen ophangen. Dit geeft weer dat het toestaan van dergelijke foto’s in de inrichting, meer specifiek op klagers afdeling, een seksuele, aanstootgevende lading (kunnen) hebben en zodoende voor een onveilige situatie kunnen zorgen. Niet kan worden gewaarborgd dat de kaart in verkeerde handen valt. De beroepscommissie heeft in een vergelijkbare zaak geoordeeld dat foto´s van jonge kinderen door de directeur terecht zijn gekwalificeerd als aanstootgevend (RSJ 18 januari 2022, R-20/8587/GA).

Klager is in de gelegenheid gesteld om de kaart, in afzondering van zijn medegedetineerden, in te zien. Klager heeft hiervan geen gebruik gemaakt, nu hij de post in bezit wilde hebben.

Standpunt van klager
Ondanks de uitspraak van de beklagcommissie, is de kaart niet aan klager teruggegeven. Dat had, in ieder geval tot aan het moment dat het verzoek van de directeur om schorsing van de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie werd toegewezen, wel moeten worden gedaan.
Klager heeft de beroepscommissie ter zitting (een foto van) de kaart getoond. De foto’s op de kaart zijn niet aanstootgevend. Op de foto’s staat klagers kleindochter waarbij zij trots haar zwemdiploma voor zich houdt. Zij heeft een badpak aan, maar door haar diploma zie je eigenlijk alleen haar blote benen en het zwembad op de achtergrond. Zij is niet schaars gekleed. Klager heeft zijn kleindochter voor het afzwemmen nog succes gewenst en na het behalen van haar diploma telefonisch gefeliciteerd. Dit is een kaart van zijn kleindochter (en schoondochter) om haar opa te laten zien dat ze trots is. 

Niet is onderbouwd waarom de orde, rust en veiligheid in de inrichting in het geding zou raken. Er is geen sprake van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Klager begrijpt dat de inrichting streng toezicht houdt, met name op zijn afdeling. Om mee te denken heeft klager gezegd dat hij de foto op een zoveel als mogelijk verborgen plek in zijn cel zal hangen. Dit geeft niet weer dat het een aanstootgevende foto betreft.

Het gevaar voor het kleinkind is een belangrijk punt. Op klagers afdeling verblijven afgestrafte zedendelinquenten. Klager is verdachte in een zedenzaak, die niet gerelateerd is aan familie of jonge meisjes. Klager wil niet dat zijn kleinkind als een lustobject wordt gezien. Er is geen sprake van het rondzwerven van de kaart op de afdeling. Klager heeft een prikbord op zijn cel waar de kaart kan worden opgehangen. Als klager niet op zijn cel is, is deze op slot. Alleen afdelingsreinigers hebben toegang tot klagers cel, maar dat is altijd onder toezicht van het personeel. Als klager op zijn cel is en er medegedetineerden langskomen, geldt dat er geen vrij zicht is op het prikbord. Enkel vanuit klagers bed is er vrij zicht op het prikbord. Klager heeft ter zitting voor de beeldvorming een schets gemaakt van zijn celinrichting. Voorts geldt dat er op klagers prikbord veel kaarten over elkaar heen hangen. Klager is bereid om de kaart enigszins achter andere kaarten en foto’s te hangen/verbergen. 

Foto’s van familie zijn erg belangrijk voor gedetineerden. Klager hecht veel belang aan de kaart. Klager heeft ook andere foto’s van zijn kleinkinderen op zijn cel hangen. Klager kan in de inrichting tijdschriften lenen en heeft een abonnement op een krant. Daar staan soms foto’s in die als riskanter kunnen worden aangemerkt.

Anders dan de zaak waarnaar de directeur verwijst (RSJ 18 januari 2022, R-20/8587/GA) is klager niet veroordeeld voor, maar wordt hij verdacht van een zedendelict. Daarnaast gaat het om foto´s van klagers kleinkinderen die zij (en hun ouders) zelf naar klager hebben opgestuurd.

Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu klager door het bijwonen van de zitting van de beroepscommissie arbeidsloon heeft moeten mislopen.

 

3. De beoordeling 
Op grond van de stukken in het dossier en wat ter zitting is getoond, stelt de beroepscommissie vast dat het beklag betrekking heeft op de weigering tot uitreiking van een kaart met daarop – onder meer – twee foto’s van klagers kleinkind in een badpak. 

De beroepscommissie constateert dat de kaart, ondanks de uitspraak van de beklagcommissie, niet direct aan klager is teruggegeven. De directeur was daartoe ook niet gehouden nu deze de voorzitter van de beroepscommissie op 18 april 2023, hangende beroep, om schorsing van de uitspraak van de beklagcommissie heeft gevraagd. De voorzitter heeft dit verzoek op 11 mei 2023 toegewezen. 

Op grond van artikel 36, vierde lid, van de Pbw kan de directeur de uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op – hier van belang – de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid en ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten. De weigering om bepaalde brieven uit te reiken is aldus ter beoordeling van de directeur (zie RSJ 14 juli 2021, R-20/8577/GA). 

De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de beslissing van de directeur om de kaart niet aan klager uit te reiken, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als redelijk en billijk kan worden aangemerkt. Zij beantwoordt deze vraag als volgt. 

Klager verblijft op een afdeling met gedetineerden die zijn veroordeeld voor of worden verdacht van zedenmisdrijven. Voor gedetineerden op deze afdeling kunnen foto´s van een kind in badpak aanstootgevend en/of anderszins risicovol zijn. Reeds hierom is de kans aanwezig dat het uitreiken van de kaart aan klager de orde, rust en veiligheid op de afdeling kan verstoren. Nu naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk is geworden dat gedetineerden op klagers afdeling bij elkaar op cel (kunnen) komen, kan niet worden uitgesloten dat zij kunnen worden blootgesteld aan (de foto´s op) de kaart.

De directeur heeft naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen weigeren de kaart aan klager uit te reiken. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. 

Nu alleen de directeur beroep heeft ingesteld, komt de beroepscommissie niet toe aan de vraag of aan klager een tegemoetkoming zou moeten worden toegekend.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 10 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. S. Djebali, voorzitter, G. Bakx en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven