Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34491/GA, 24 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          23/34491/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 24 november 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet worden gepromoveerd naar het plusprogramma en het niet ontvangen van een beslissing daarover.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op 20 juni 2023 het beklag ongegrond verklaard (MB-2023-41). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wordt op de door de directeur overlegde registratiekaart ten onrechte aangemerkt als ‘arrestant lang’. Hij heeft voorafgaand aan de plaatsing in de PI Middelburg al in een andere PI gezeten. Klager is in december 2022 naar de PI Middelburg overgeplaatst. Hij hoort, gelet op de datum van binnenkomst, na zes weken te worden besproken, namelijk op 7 februari 2023.

Hij had op basis van zijn gedrag moeten worden gepromoveerd. Hij heeft zich zes weken lang aan de regels gehouden. Hij neemt deel aan alle activiteiten en aan alle beschikbare cursussen.

Klager is besproken zoals dat volgens artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is vereist. Hij heeft echter geen beslissing ontvangen van het niet-promoveren en is niet op de hoogte gebracht van de belangenafweging die de directeur heeft gemaakt. Hij is ernstig benadeeld in zijn resocialisatie en re-integratie, omdat het percentage deelname aan het plusprogramma van groot belang is. Klager had moeten worden gepromoveerd, althans minstens een beslissing moeten ontvangen.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Klager is op 9 december 2022 in België aangehouden op grond van een Europees aanhoudingsbevel van de Nederlandse justitie en op 27 december 2022 overgeleverd aan Nederland. Dat klager in België is aangehouden maakt hem formeel tot een arrestant. Het korte verblijf in een Belgische gevangenis in afwachting van de overlevering dient volgens klager aangemerkt te worden als een verblijf in detentie dat zijn status als arrestant zou moeten opheffen.

Klager is door de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) geplaatst in de PI Middelburg. Daarbij is door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) op aangeven van het Openbaar Ministerie (OM) een ‘plaatsingsverzoek arrestant – ongereguleerde arrestaties’ afgegeven. Klager is dus bij binnenkomst in de PI Middelburg op de arrestantenafdeling geplaatst op aangeven van het CJIB, het OM en de Minister. De PI als uitvoeringsinstantie bepaalt niet onder welk regime een gedetineerde wordt geplaatst en de directeur is dan ook niet verantwoordelijk voor de vaststelling dat klager op de arrestantenafdeling diende te worden geplaatst. Bovendien merkt de directeur op dat als een gedetineerde als arrestant wordt geplaatst en kort daarna elders wordt geplaatst, dat geen invloed heeft op zijn status als arrestant.

Een arrestant wordt pas na acht weken beoordeeld en niet na zes weken. Daarom is pas na acht weken een beslissing genomen over promotie. Een (onderbouwde) korte periode van twee weken in het basisprogramma bij aanvang van een detentie heeft niet tot gevolg dat een gedetineerde ernstig zou worden benadeeld in zijn resocialisatie en re-integratie.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat, anders dan de directeur aanvoert, de directeur wel beslist op welke (interne) afdeling een gedetineerde wordt geplaatst. Een arrestantenafdeling is geen ‘externe bestemming’ waarover de Minister beslist en valt onder de bestemming van het gemeenschapsregime (vergelijk RSJ 16 december 2022, 22/30035/GB). Als de Minister een gedetineerde plaatst in een gevangenis in het gemeenschapsregime, kan hij voorstellen dat de gedetineerde op de arrestantenafdeling wordt geplaatst en dat ook meenemen in de afweging in welke inrichting (een inrichting met een arrestantenafdeling) een gedetineerde wordt geplaatst. Maar plaatsing op een arrestantenafdeling is een beslissing van de directeur. De plaatsing op de arrestantenafdeling is echter niet het onderwerp van beklag.

 

Relevante wet- en regelgeving

Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling dient de directeur zes weken na aanvang van detentie te beslissen of een gedetineerde naar het plusprogramma kan worden gepromoveerd.

Volgens artikel 1e, aanhef en onder e, van de Regeling zijn uitgesloten van promotie gedetineerden die gedurende de eerste acht weken van hun detentie verblijven in een regime voor arrestanten.

Een arrestant is op grond van artikel 1, onder m, van de Regeling, onder meer: een tot vrijheidsstraf veroordeelde die niet gedetineerd is op het moment waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk wordt en die geen gehoor heeft gegeven aan een oproep tot het ondergaan van zijn vrijheidsstraf.

 

Inhoudelijke beoordeling

Klager klaagt er op 13 februari 2023 over dat hij na zes weken geen beslissing tot promoveren (of niet promoveren) heeft ontvangen. Daarmee is het beklag gericht tegen een verzuim of weigering om te beslissen (artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet). Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, als niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen. Als er een wettelijke termijn geldt en die termijn op het moment van het instellen van beklag nog niet is verstreken, is de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Wat betreft het beslissen over promoveren bestaat een wettelijke termijn van zes of acht weken. De beroepscommissie zal oordelen welke termijn ten aanzien van klager geldt en of de wettelijke termijn was verstreken op het moment dat klager beklag instelde.

De directeur meent dat hij ten aanzien van klager pas na acht weken een beslissing hoefde te nemen, omdat klager was binnengekomen als arrestant. Klager meent dat hij ten onrechte als arrestant is aangemerkt, omdat hij vóór de binnenkomst in de PI Middelburg al in België gedetineerd was. Volgens het aanhoudingsbevel is klager onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Het wordt uit de stukken niet duidelijk of klager geen gehoor heeft gegeven aan een meldoproep. Nu klager niet heeft gesteld dat hij geen meldoproep heeft gekregen en er door de rechter-commissaris een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, gaat de beroepscommissie ervan uit dat klager geen gehoor heeft gegeven aan een meldoproep. Daarmee is klager terecht aangemerkt als arrestant.

Een gedetineerde die in een inrichting binnenkomt als arrestant verblijft gedurende de eerste acht weken van zijn detentie in het arrestantenregime en is die periode uitgesloten van promotie. De beroepscommissie is van oordeel dat de periode van acht weken in het arrestantenregime en uitsluiting voor promotie begon op 27 december 2022, toen klager werd overgeleverd en geplaatst in de PI Middelburg. De detentieperiode in België mocht de directeur dus buiten beschouwing laten.

Gelet op het voorgaande hoefde de directeur pas op 21 februari 2023 een beslissing te nemen over promotie. Daarmee was op 13 februari 2023 (het moment van het instellen van beklag) de wettelijke termijn om te beslissen nog niet verstreken. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

 

Deze uitspraak is op 24 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven