Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/36725/GB, 18 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/36725/GB

    

           

Betreft  [klaagster]

Datum  18 oktober 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 5 september 2023 klaagster opgeroepen om zich op 19 oktober 2023 te melden in de locatie Ter Peel te Sevenum, voor het ondergaan van 57 dagen gevangenisstraf.

Klaagster heeft verzocht om uitstel van haar melddatum. Verweerder heeft dat verzoek op 10 oktober 2023 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. E. Janse, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

De tenuitvoerlegging van de straf is onevenredig en dient geen redelijk doel meer. Indien klaagster de straf dient uit te zitten, zal dit zeer ingrijpend zijn voor haar leven. Zij is namelijk volop bezig om haar leven te beteren. Zij is onder behandeling bij Calder Werkt. Volgens de begeleider heeft zij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De lopende behandeling die klaagster vrijwillig is gestart zal door het ondergaan van de gevangenisstraf stagneren.

Klaagster is ook in behandeling bij Antes en staat onder toezicht van de reclassering. De behandeling en het reclasseringstoezicht zullen hierdoor ook tijdelijk gepauzeerd worden. De reclassering acht een detentie risicoverhogend en ziet een meerwaarde om dit om te zetten naar een werkstraf indien mogelijk. Een detentie zal, aldus de reclassering, ontwrichtende gevolgen kunnen hebben voor klaagster. Door een detentie verliest zij mogelijk haar baan, en daarmee haar inkomen. Zij heeft uitzicht op een vast contract, wat door een detentie in het geding komt. Dit heeft financiële gevolgen, die ertoe kunnen leiden dat klaagster niet kan voldoen aan de gemaakte betalingsregelingen en het afdragen van huur. Mogelijk verliest zij dan haar woning. De toezichthouder van de reclassering schaart zich dan ook achter klaagster.

Klaagster is psychisch gezien niet sterk genoeg om weerbaar te zijn ten opzichte van andere gedetineerden. Zij is erg conflictmijdend en durft geen nee te zeggen. Daarnaast hebben de strafbare feiten al enige tijd geleden plaatsgevonden, namelijk zes jaar geleden. Dit brengt met zich dat het opschorten van de gevangenisstraf relatief gezien slechts een korte periode van uitstel betreft. Klaagster loopt niet weg voor haar straf, maar hoopt dat deze relatief korte periode haar gegund wordt om de mogelijkheden om de strafmodaliteit nog aan te passen te benutten.

Klaagster wenst uitstel van haar melddatum totdat is beslist op het in te dienen gratieverzoek. Zij kan zich in het uiterste geval ook neerleggen bij het opschuiven van de melddatum naar 1 november 2023. Zij is namelijk pas op 27 september 2023 op de hoogte geraakt van de meldoproep, nu deze naar een door klaagster niet meer gebruikt adres is verstuurd. Daardoor heeft zij veel korter dan gebruikelijk de tijd gehad om zich voor te bereiden op de melddatum. Zij heeft bepaalde praktische zaken dan ook niet kunnen regelen, zoals het maken van afspraken met haar werkgever en het voorschieten dan wel opzijzetten van huurbetalingen.

 

Standpunt van verweerder

De rechterlijke macht heeft een vrijheidsstraf bevolen. De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft als uitvoeringsinstantie de opdracht gekregen deze straf ten uitvoer te leggen. Nu sprake is van een onherroepelijk vonnis, dient de gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.

De door klaagster aangevoerde omstandigheden vallen niet binnen het uitstelbeleid. Zij is sinds 20 juli 2021 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Klaagster heeft voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

Klaagster wil graag uitstel van haar melddatum, omdat zij voornemens is om een gratieverzoek in te dienen. Zij wenst deze procedure in vrijheid af te wachten. Daarnaast zou het ondergaan van de gevangenisstraf ontwrichtende gevolgen hebben op klaagsters leven, zoals het mogelijk verliezen van haar woning en haar baan.

De beroepscommissie stelt voorop dat het uitgangspunt is dat door de rechter opgelegde straffen zo snel mogelijk moeten worden tenuitvoergelegd. Uitstel wordt alleen verleend als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

 

Gratieverzoek

Een gratieverzoek dat wordt ingediend als de tenuitvoerlegging van de strafrechtelijke beslissing waarop het gratieverzoek ziet al is aangevangen – welk moment de datum is van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte mededeling met de datum waarop hij of zij zich moet melden – schort de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf niet op (vergelijk onder meer RSJ 30 mei 2023, 23/33852/GB). De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat vooralsnog geen gratieverzoek is ingediend, maar dat daartoe het voornemen bestaat. Dat betekent dat het gratieverzoek per definitie na de meldoproep zal worden ingediend. Dat heeft als gevolg dat het gratieverzoek geen opschortende werking van rechtswege zal hebben. De eventuele uitkomst van het gratieverzoek zal klaagster in beginsel dan ook niet in vrijheid mogen afwachten. Na de meldoproep kan alsnog opschortende werking aan het gratieverzoek worden verleend, maar dat is niet aan het oordeel van de beroepscommissie onderhevig.

 

Persoonlijke belangen

De beroepscommissie is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat klaagster door de detentie haar baan zal verliezen, nu enige onderbouwing ontbreekt. Daarnaast geldt dat financiële gevolgen, waaronder ook een mogelijk verlies van een woning, op zichzelf onvoldoende zijn om uitstel te verlenen. Klaagster stelt verder dat het ondergaan van de gevangenisstraf haar behandeling en reclasseringstoezicht zou doorkruisen. Klaagster heeft echter nagelaten te onderbouwen dat zij, als gevolg hiervan, de detentie niet zou kunnen ondergaan. Ook ontbreekt bijvoorbeeld een rapportage van een deskundige, waaruit volgt dat het hulpverleningstraject zal worden verstoord en welke gevolgen dit voor klaagster zal hebben. Zij stelt ook dat zij psychisch niet in staat is om de gevangenisstraf te ondergaan. Ook deze stelling is niet onderbouwd. Het is dan ook niet gebleken dat klaagster detentieongeschikt zou zijn.

De beroepscommissie maakt uit de stukken evenwel ook op dat klaagster (onweersproken) stelt dat zij de meldoproep, na daarvan op 21 september 2023 telefonisch van op de hoogte te zijn geraakt, pas op 27 september 2023 heeft ontvangen. Haar is niet eerder uitstel verleend. Het ligt – ook zonder nadere onderbouwing – voor de hand dat het minst genomen ingewikkeld is om op zo’n korte termijn afspraken met de werkgever te maken, bijvoorbeeld voor het opnemen van verlof. Dat geldt ook ten aanzien van het voorschieten dan wel opzijzetten van huurbetalingen. Klaagster heeft, in het kader van het kunnen regelen van voornoemde praktische zaken, slechts verzocht om uitstel tot 1 november 2023. Naar het oordeel van de beroepscommissie valt niet in te zien waarom de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die klaagster dient te ondergaan van zodanige aard zou zijn dat uitstel tot 1 november 2023 in de gegeven omstandigheden op enigerlei wijze af zou doen aan die noodzaak. De beroepscommissie acht daarbij van belang dat aan klaagster een relatief korte gevangenisstraf is opgelegd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen één week na ontvangst daarvan. Tot die tijd hoeft klaagster zich dus niet te melden. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen één week na ontvangst daarvan. Zij kent klaagster geen tegemoetkoming toe.

 

 

Deze uitspraak is op 18 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven