Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31205/TA, 16 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/31205/TA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    16 oktober 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel, ingaande op 25 oktober 2021.

De beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 
27 september 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (RV2022-355). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. C. Stroobach, heeft namens klager op 28 december 2022 beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn waarnemend raadsman, mr. E. van de Pol, en 
[…], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 22 september 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ontvankelijkheid beroep
Op 23 december 2022 heeft de raadsvrouw van klager - nadat zij hierom per e-mail heeft verzocht - het afschrift van de uitspraak van de beklagrechter ontvangen. De beslissing is nooit per post ontvangen. De datumstempel van verzending doet hier niet aan af. De beslissing had aangetekend, dan wel per e-mail verstuurd moeten worden, zodat ontvangst van de beslissing verzekerd was. Te meer nu er geen sprake is geweest van een mondelinge behandeling of kennisgeving van een uitspraakdatum. Namens klager is binnen zeven dagen na ontvangst van de uitspraak, dus tijdig, beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid beklag
Op 25 juli 2022 heeft de raadsvrouw van klager – op verzoek van de verdediging – een brief ontvangen van het hoofd van de instelling. Uit deze beslissing blijkt dat op 10 oktober 2021 aan klager een separatiemaatregel is opgelegd. Op 25 oktober 2021 is de separatiemaatregel beëindigd en is aan klager een afzonderingsmaatregel opgelegd. De directeur heeft toen besloten om klager in een separeer- en afzonderingsgang te plaatsen. Op 25 juli 2022 is de beslissing aan ondergetekende en klager kenbaar gemaakt. Het feit dat klager zelf de afzondering heeft doorgemaakt, deze dus eerder heeft ervaren en heeft geweten doet daar niets aan af, nu de specifieke omstandigheden en uitvoering van de beslissing waartegen geklaagd wordt pas bekend is geworden op 25 juli 2022. De precieze (inhoud van de) beslissing is niet eerder kenbaar geweest, noch schriftelijk ontvangen tot 25 juli 2022. Klager is het niet eens met zijn plaatsing in een separeer- en afzonderingsgang en heeft tegen deze (uitvoering van de) plaatsing tijdig een klacht ingediend op 28 juli 2022. Gelet op voornoemde gang van zaken stelt de verdediging dat in redelijkheid niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest en dat klager dient te worden ontvangen in zijn klacht.

Inhoudelijk
Klager stelt zich op het standpunt dat door zijn plaatsing in een separeer- en afzonderingsgang een zeer onveilige situatie is ontstaan. Klager meent dat hij niet enkel in een afzonderingsruimte of -gang is geplaatst, maar zelfs dat hij op een afzonderingsafdeling geplaatst was die al tijden niet meer in gebruik was. De begeleiders van klager moesten hierdoor minstens een kwartier lopen voordat zij bij de afdeling waren waar klager geplaatst was. Indien klager dringende (medische) hulp behoefde, zouden zijn begeleiders naar alle waarschijnlijkheid deze hulp niet aan klager hebben kunnen bieden. Klager meent derhalve dat niet voldaan is aan het bepaalde in de de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen. Bovendien heeft klager maandenlang alleen op deze afzonderingsafdeling doorgebracht, waardoor hij gedurende deze maanden geen contact heeft kunnen hebben met andere verpleegden. Ook de contactmomenten met het personeel bleven velen malen uit evenals zijn sportmomenten, luchtmomenten en andere verplichtte zorgmomenten.

Gelet op het voorgaande is door klagers plaatsing op een afzonderingsafdeling een situatie ontstaan die de nodige risico’s met zich meebracht. Klager is ten onrechte op een afzonderingsafdeling geplaatst en het hoofd van de instelling is tekortgeschoten in het waarborgen van de veiligheid van klager. Klager vraagt zich ook af of de plaatsing op deze specifieke afdeling met de minister is overlegd. 

Standpunt van het hoofd van de instelling
Ter zitting is namens het hoofd van de instelling naar voren gebracht dat klager 
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het beroep. De uitspraak van de beklagrechter is op 27 september 2022 verzonden. De instelling heeft de uitspraak ook dezelfde dag ontvangen. Klager heeft het beroep pas op 28 december 2022 en dus te laat ingediend.

Indien klager wel ontvankelijk in zijn beroep wordt geacht, stelt het hoofd van de instelling zich op het standpunt dat klager terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het beklag. Op 
10 oktober 2021 is aan klager een separatiemaatregel opgelegd. Omdat klager forse vernielingen heeft aangericht in verschillende separatieruimtes, zijn meerdere interne overplaatsingen noodzakelijk geweest. Op 25 oktober 2021 is de separatiemaatregel beëindigd en is aan klager een afzonderingsmaatregel opgelegd. Klager heeft dezelfde dag een schriftelijke mededeling van deze beslissing ontvangen. Klager is geplaatst in een afzonderingsruimte in een daarvoor bestemde separeer- en afzonderingsgang. De ruimtes in deze gang voldoen aan de daarvoor gestelde eisen, zoals ook vastgelegd in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen. De afzonderingsmaatregel is meerdere keren verlengd, tegen welke beslissingen klager ook in beklag is gegaan. Er zijn meer dan genoeg aanknopingspunten dat klager op de hoogte was van de afzonderingsmaatregel en tijdig in beklag had kunnen gaan. Voor het overige wordt verwezen naar het in de beklagprocedure ingediende verweerschrift. Ter zitting heeft de instelling een afschrift van de afzonderingsmaatregel van 25 oktober 2021 overgelegd. 

 


3. De beoordeling
Ontvankelijkheid beroep
Op grond van artikel 67, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend.

De beklagrechter heeft klager en het hoofd van de instelling niet in de gelegenheid gesteld het beklag mondeling toe te lichten, omdat de beklagrechter het beklag aanstonds kennelijk 
niet-ontvankelijk heeft geacht. Het afschrift van de uitspraak van de beklagrechter is - volgens de datumstempel op de uitspraak - op      27 september 2022 verzonden. Niet is aangegeven naar wie de uitspraak is verzonden. Het hoofd van de instelling heeft verklaard de uitspraak op 27 september 2022 te hebben ontvangen. Niet is gesteld of gebleken dat de uitspraak op die of een andere datum door de instelling aan klager is uitgereikt. Namens klager is gesteld dat hij pas op 23 december 2022 - nadat zijn raadsvrouw hierom per e-mail heeft verzocht - het afschrift van de uitspraak van de beklagrechter heeft ontvangen. Het afschrift van de uitspraak is nooit per post ontvangen.

Nu er behoudens de datumstempel geen bewijs is dat de uitspraak van de beklagrechter aan klager en de raadsvrouw is verzonden en door hen is ontvangen, kan de beroepscommissie niet uitsluiten dat klagers raadsvrouw de uitspraak van de beklagrechter pas na navraag op 23 december 2022 heeft ontvangen. Dit geldt eens te meer nu er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en klager en diens raadsvrouw uit dien hoofde op de hoogte hadden kunnen zijn wanneer een beslissing verwacht werd. Het beroepschrift dateert van 28 december 2022 en is op het secretariaat van de RSJ op diezelfde dag ontvangen. De beroepscommissie zal daarom klager in zijn beroep ontvangen.

Ontvankelijkheid beklag
Op grond van artikel 58, vijfde lid, van de Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest. 

Uit de stukken komt naar voren dat aan klager op 25 oktober 2021 een afzonderingsmaatregel is opgelegd, waarvan hij volgens de instelling ook een schriftelijke mededeling heeft ontvangen. Klagers beklag dateert van 28 juli 2022. Klager is naar eigen zeggen pas op 25 juli 2022 bekend geworden met de specifieke omstandigheden en de uitvoering van de beslissing, nadat zijn raadsvrouw op haar verzoek een brief van het hoofd van de instelling heeft ontvangen.  

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie acht het niet aannemelijk dat klager pas op 25 juli 2022 bekend is geworden met de specifieke omstandigheden en de uitvoering van de beslissing waartegen geklaagd wordt. Buiten dat klager zelf de aan hem opgelegde afzonderingsmaatregel heeft ondergaan, heeft hij ook een schriftelijke mededeling van de beslissing ontvangen waarin de gronden voor de beslissing staan opgenomen en hoe en binnen welke termijn klager hiertegen beklag had kunnen indienen. Klager mag bekend worden verondersteld met de beklagprocedure. De wet kent geen zelfstandige beklagtermijn voor de raadsvrouw. Het klaagschrift is dan ook te laat, en niet binnen de hiervoor geldende termijn ingediend. In de omstandigheden van onderhavige zaak zijn er geen redenen gebleken de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. 

De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de beklagrechter klager terecht 
niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.


Deze uitspraak is op 16 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. M.L. Plas en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven