Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34891/GA, 15 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34891/GA

            
Betreft    [klager]
Datum    15 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:
a.    een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, vanwege een positieve urinecontrole, ingaande op 13 juni 2023 (G-2023-593);
b.    de beslissing van 13 juni 2023 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma (G 2023-594).

De beklagcommissie bij de PI Sittard heeft op 17 juli 2023 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €70,- voor beklag a. en €45,- voor beklag b. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Sittard, gehoord op de digitale zitting van      15 september 2023. Mr. M. Olde Keizer, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar het schriftelijke verslag en de disciplinaire straf. Klager verblijft sinds 6 februari 2023 in de PI Sittard. Hij heeft drie urinecontroles gehad. Op 11 maart 2023 waren de concentraties: cocaïne 190 µg/l, THC 257 µg/l en de cannabis/kreatinine verhouding (can/kruh) 22,2. Dit was een inkomsten-urinecontrole en daarom is klager niet bestraft. Op 1 april 2023 was de THC-concentratie 255 µg/l en de can/kruh 20,6. Hoewel uit de cannabis kreatinineverhouding bleek dat er sprake was van bijgebruik, heeft klager toen het voordeel van de twijfel gekregen en er is geen straf opgelegd. Wanneer er geen cannabis is bijgebruikt, zou de cannabis-kreatinineverhouding na twee weken gehalveerd moeten zijn. Bij de derde urinecontrole op 6 juni 2023 was de THC-concentratie 73 µg/l en de can/kruh 18,3. Daarvoor is onderhavige straf opgelegd. Er is rekening gehouden met klagers gebruik van cannabisolie voor zijn detentie, maar er waren twee maanden verstreken sinds de tweede urinecontrole en de cannabis/kreatinineverhouding was nauwelijks gedaald en zeker niet gehalveerd.

Het is voldoende onderzocht en aannemelijk gemaakt dat de verhoogde concentratie niet meer veroorzaakt wordt door cannabisolie voor klagers detentie. Drugsgebruik is ontoelaatbaar gedrag en brengt directe degradatie naar het basisprogramma met zich mee. Vanwege de disciplinaire straf en het daardoor niet aanwezig zijn op de arbeid, is klager zijn baantje als voorman verloren.

De directeur heeft klager bij het hoorgesprek gevraagd of klager wel eens meerookt met medegedetineerden. Dat is gevraagd om erachter te komen wat er precies gebeurd is. Klager heeft aangegeven dat hij wel eens meerookt, maar dat hij zelf niets heeft aangeschaft. Klager loopt zelf het risico als hij meerookt, omdat hij niet weet wat daarin zit.

Standpunt van klager
Klager heeft kanker gehad en daarom heeft hij lang cannabisolie gebruikt. Bij binnenkomst in de inrichting heeft hij uitgelegd waar de positieve urinecontrole vandaan kwam. Bij de tweede urinecontrole was de concentratie al gedaald. Cannabisolie kan een half jaar in de urine en het bloed blijven. Olie is heel anders dan wiet roken. Op de dag waarop klager de uitspraak van de beklagcommissie ontving, kreeg hij weer een urinecontrole en die was negatief. Uit de afname van de opeenvolgende THC-concentraties en cannabis-kreatinineverhouding en de laatste negatieve urinecontrole, blijkt dat klagers standpunt klopt.

De directeur vroeg bij het hoorgesprek aan klager of hij wel eens heeft meegerookt met medegedetineerden. Dat is een strikvraag. Klager is zijn baantje als voorman kwijtgeraakt en hij mocht op vaderdag niet met zijn kinderen bellen.

 

3. De beoordeling
Beklag a.
Op grond van artikel 51, eerste lid, in combinatie met artikel 50, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. 

De directeur heeft aan klager een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in zijn eigen cel opgelegd, vanwege een positieve urinecontrole. Volgens klager scoorde hij positief op THC, omdat hij voor zijn detentie tien jaar lang cannabisolie heeft gebruikt. Dat zou volgens klager nog steeds in zijn urine zitten.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie geldt een halfwaardetijd van veertien dagen (vergelijk RSJ 16 december 2015, 14/4759/GA). Dat betekent dat de cannabis kreatinineverhouding na veertien dagen moet zijn gehalveerd als er geen cannabis is bijgebruikt. Klager had op 6 juni 2023 een cannabis-kreatinineverhouding van 18,3. Twee maanden eerder op 1 april 2023 had hij een cannabis-kreatinineverhouding van 20,6. Nu de cannabis-kreatinineverhouding niet is gehalveerd, is het voldoende aannemelijk dat er sprake was van bijgebruik. Het is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat de positieve urinecontrole komt door het (langdurige) gebruik van cannabisolie.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog ongegrond verklaren.

Beklag b.
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komt een gedetineerde voor promotie in aanmerking, indien hij gedurende zes weken na aanvang in detentie het in de categorie “re integratie/resocialisatie” en het in de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze Regeling beschreven gewenste gedrag heeft laten zien.

Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt, indien een gedetineerde ‘ontoelaatbaar’ gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien. Volgens de nota van toelichting gaat het hier om gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen zonder daarbij rekening te houden met het structurele gedrag in detentie. Indien een gedetineerde één van deze gedragingen laat zien, is volgens de nota van toelichting een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag niet meer noodzakelijk. Een belangenafweging hoeft dus niet te worden gemaakt. 

Gelet op de nota van toelichting, kan de directeur wegens ontoelaatbaar gedrag ook beslissen tot niet promoveren, zonder daarbij een belangenafweging te maken. De beroepscommissie overweegt ten overvloede dat daarbij geldt dat geen sprake mag zijn van een cumulatie van beslissingen (vergelijk RSJ 31 oktober 2022, 21/23740/GA).

De directeur heeft op 13 juni 2023 beslist dat klager voor zes weken niet in aanmerking komt voor promotie, wegens de positieve urinecontrole. Het gebruik van drugs is ontoelaatbaar gedrag volgens bijlage 1 van de Regeling. Gelet op dat wat onder beklag a. is overwogen met betrekking tot de urinecontrole, is het voldoende aannemelijk dat er sprake was van bijgebruik. Daarmee is sprake van ontoelaatbaar gedrag op grond waarvan de directeur kon beslissen om klager voor zes weken uit te sluiten van promotie.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ook in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de klachten alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 15 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. R. Raat, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven