Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32161/GM, 6 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32161/GM

              

Betreft [Klager]

Datum 6 november 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat het te lang heeft geduurd voordat hij een psycholoog heeft kunnen spreken.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Toen klager in het JC Zaanstad aankwam, gaf hij meteen aan dat hij een psycholoog wilde spreken. Een dag later diende hij een verzoekbriefje in om een psycholoog te spreken. Bij het personeel gaf hij aan dat het niet goed met hem ging. Klager heeft onder andere zelfmoordgedachten en heeft ter bestrijding daarvan medicijnen nodig.

De medisch adviseur schrijft dat klager op 2 november 2022 door een verpleegkundige is gezien. Dat is onjuist. Klager is op 9 november 2022, na aandringen van klager, gezien door de verpleegkundige. Klagers advocaat heeft ook al meerdere keren geprobeerd een psycholoog voor klager te regelen.

Klager is op 18 november 2022 gezien door een psycholoog. Klager is op dat moment ook aangemeld bij de ‘GGZ For light’.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager heeft op 13 oktober 2022 aangegeven dat hij vanwege psychische klachten door een psycholoog gezien wil worden. Hij is al eerder – buiten de PI – bij een psycholoog geweest. Tijdens de medische intake in de PI is niet naar voren gekomen dat de psychische toestand zodanig ernstig was dat er direct een consult moest plaatsvinden. Er was geen sprake van een psychische diagnose of suïcidegedachten.

Klagers verzoek is besproken in het Psycho Medisch Overleg (PMO), waarna zijn verzoek verder is uitgevraagd en is beoordeeld of een psycholoog voor klager wel de juiste hulpverlener is.

Klager is op 2 november 2022 uitgebreid gesproken door een verpleegkundige. Er waren op dat moment geen alarmerende psychologische symptomen aanwezig die spoedeisend handelen vereisten. Het PMO-overleg was op 8 november 2022. Tijdens dit overleg is afgesproken dat klager gezien zou worden door een psycholoog vanwege trauma- en rouwverwerking.

 

3. De beoordeling

Heeft klager tijdig beroep ingesteld?

Ingevolge artikel 71d, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt het beroepschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van de mededeling van de medisch adviseur. De mededeling van de medisch adviseur is gedateerd 19 januari 2023. Klagers beroepschrift is ongedateerd en – voor het eerst – op 9 februari 2023 ontvangen door vermoedelijk de PI of door de Commissie van Toezicht. Op 15 februari 2023 is het beroepschrift op het secretariaat van de Raad ontvangen.

Een beroep is ondanks dat het te laat is ingediend ontvankelijk, indien kan worden geoordeeld dat er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding (zie RSJ 9 april 2020, R 19/5014/GM).

Klager is op 24 januari 2023 overgeplaatst van het JC Zaanstad naar de PI Dordrecht. Klager stelt in zijn beroepschrift dat hij de mededeling van de medisch adviseur op 31 januari 2023 heeft ontvangen. Op dat moment startte de eerdergenoemde wettelijke termijn van zeven dagen om beroep in te stellen. De beroepscommissie gaat ervan uit dat klager binnen zeven dagen beroep heeft ingesteld en is van oordeel dat hem redelijkerwijs geen verwijt valt te maken van de overschrijding van de termijn voor het instellen van beroep, die daarmee verschoonbaar is. De beroepscommissie oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn beroep en zal het beroep inhoudelijk beoordelen.

 

Inhoudelijke overweging

Uit het (medisch) dossier volgt – en de beroepscommissie neemt dit als uitgangspunt voor de verdere inhoudelijke beoordeling – dat klager tijdens zijn intake op 13 oktober 2022 zijn zorgen heeft geuit over zijn thuissituatie en dat hij daarover een psycholoog wil spreken. Klager is op diezelfde dag aangemeld voor het PMO. Op 2 november 2022 is klager uitgebreid door een verpleegkundige gesproken over zijn psychische klachten. Hiervan is ook uitgebreid verslag gedaan in het medisch dossier, waarbij mede is gekeken of klager op dat moment suïcidaal was. Dat was niet het geval. Tijdens het PMO-overleg op 8 november 2022 is klagers situatie besproken en onderzocht of klager gebaat is bij psychologische hulp. Tijdens dit overleg is bepaald dat klager doorverwezen zal worden naar een psycholoog vanwege trauma- en rouwverwerking. Klager is op 22 november 2022 gezien door een psycholoog.

De beroepscommissie is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat het niet te lang heeft geduurd voordat klager is gezien door een psycholoog. Daarbij neemt de beroepscommissie in overweging dat klagers situatie eerst is besproken in het PMO, dat er geen sprake was van een spoedsituatie en dat klager in de tussentijd een (uitvoerig) gesprek heeft gehad met een verpleegkundige, waar zijn situatie (nogmaals) is beoordeeld.

De beroepscommissie merkt overigens nog wel het volgende op. Hoewel het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw, kan uit het medisch dossier niet worden afgeleid of klager op de hoogte is gebracht van de stappen die zijn gedaan ná zijn intake. Zo is klager er (kennelijk) niet van op de hoogte gebracht dat zijn situatie eerst in het PMO zou worden besproken. In dit soort situaties is het wel aan te raden om de gedetineerde te informeren over de vervolgstappen die zijn gemaakt (of zullen worden gemaakt).

De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 6 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven