Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31720/GM, 9 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31720/GM
    
            
Betreft    klager
Datum    9 oktober 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over het tekortschieten van de medische zorg bij pijnstilling in verband met kiespijn en bij een trombosebeen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mevrouw [...], hoofd zorg, mevrouw [...], verpleegkundige, namens de inrichtingsarts en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, gehoord op de digitale zitting van 13 september 2023.

Op 22 september 2023 is een nadere toelichting van de raadsvrouw ontvangen. De beroepscommissie laat deze buiten beschouwing, omdat het onderzoek ter zitting is gesloten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Nadat de diagnose trombosebeen was gesteld, is in het ziekenhuis duidelijk tegen klager gezegd dat hij in samenwerking met de PI iedere week naar het ziekenhuis moest komen om het verband te wisselen, totdat hij een aangepaste kous had. Klager heeft gevraagd of dat ook in de PI kon, maar het antwoord was nee. Het verband is na zeven dagen slap gaan zitten.
Klager heeft de bewaarders op de afdeling meerdere keren gevraagd om de medisch dienst te bellen. Dat hebben ze gedaan. Hij kreeg tramadol voorgeschreven tegen de pijn. Er werd echter niks aan het verband gedaan, totdat de aangepaste kous kwam op 31 januari 2022.
Dat klager die verzoeken heeft gedaan is niet in de stukken terug te vinden. Uit de stukken blijkt echter wel dat een klacht van klager in eerste instantie niet is afgehandeld, in verband met de afwezigheid van het hoofd zorg. De raadsvrouw vraagt zich af of dat de reden kan zijn dat klager niet serieus is genomen. Als klager aangeeft dat het verband los zit, moet op zijn minst gecheckt worden of dat zo is. Daar is niet naar gekeken. Klager is alleen maar tramadol voorgeschreven. Hij heeft dat maandenlang gebruikt en moest daarvan afkicken. Als er voortvarend was gehandeld door de medische dienst, was dat niet nodig geweest. Er is dan ook sprake van schending van het recht op verzorging door een arts als bedoeld in artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet.

De raadsvrouw heeft niets op te merken met betrekking tot de klacht over de kiespijn. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Er is niets in het dossier terug te vinden over het gebruik van tramadol door klager. Klager kreeg wel paracetamol en op zijn verzoek is hem diclofenac verstrekt. Uit navraag bij de poli dermatologie van het ziekenhuis is gebleken dat de afspraken zoals deze zijn gemaakt zijn nagekomen. De besteltijd voor de kous was twee weken en die is tijdig geleverd. In de tussentijd was een verbandwissel niet nodig. Er zijn klager excuses aangeboden voor de late afhandeling van zijn klacht en klager heeft deze geaccepteerd. Andere klachten van klager hebben de medische dienst niet bereikt. De medische dienst heeft zich gehouden aan de brief van de dermatoloog van het ziekenhuis. Dat een afspraak om de zeven dagen moest worden gemaakt staat nergens. Er is zorgvuldig gehandeld en dat wordt bevestigd door de medisch adviseur.   

 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de klacht met betrekking tot de kiespijn niet meer aan de orde is.

Met betrekking tot de klacht over het tekortschieten van de medische zorg bij klagers trombosebeen, stelt de beroepscommissie vast dat uit het medisch dossier niet blijkt dat klager tramadol heeft gehad. Het standpunt van klager is op dit punt dan ook onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk geworden.

Op grond van het protocol bij een trombosebeen is zwachtelen voorgeschreven totdat het been niet meer oedemateus is en er een aangepaste kous is. 
De beroepscommissie maakt op grond van de stukken op dat de kous bij klager is aangemeten op een dun been. Als klager de aangepaste kous na levering daarvan kon aantrekken, dan is zijn been niet dik geweest. Uit de stukken blijkt dat klager op 14 en op 17 januari 2022 op de poli dermatologie van het ziekenhuis een verbandwissel heeft gekregen en dat ook op 17 januari 2022 de aanmeting voor een aangepaste kous heeft plaatsgevonden. Op 31 januari 2022 heeft klager de kous gekregen.
Na de wekelijkse verbandwisselingen in het ziekenhuis acht de beroepscommissie invoelbaar dat klager de verwachting had dat deze frequentie zou worden voortgezet tot de levering van de aangepaste kous. Dat dit was voorgeschreven is echter niet in het dossier terug te vinden. Uit het dossier is ook niet op te maken dat klager tussentijds melding heeft gemaakt van pijn of loszittend verband. Omdat de kous paste, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk dat klagers been bovenmatig gezwollen is geweest.    

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 9 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven