Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33315/GA, 28 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer    23/33315/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    28 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager) 

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het nalaten van de directeur om klager te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg heeft op 7 april 2023 het beklag ongegrond verklaard (MB-2023-39). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Middelburg, gehoord op de zitting van 21 juli 2023 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. Als toehoorders waren aanwezig […], stagiaire bij de afdeling Juridische Zaken bij de PI Middelburg en mr.dr. R.S.T. Gaarthuis, lid bij de RSJ.

Op 20 juli 2023 heeft de beroepscommissie om organisatorische redenen de aanvangstijd van de behandeling van de onderhavige zaak verplaatst. Omdat klagers raadsman daardoor was verhinderd ter zitting te verschijnen en (wegens een overplaatsing) geen vervoer voor klager was aangevraagd, heeft de beroepscommissie besloten een verslag van horen op te maken van het verhandelde ter zitting. Dit verslag van horen, en daarbij een aanvullende vraag van de beroepscommissie aan klager en zijn raadsman, is op 1 september 2023 aan klager en zijn raadsman toegezonden. Klager en zijn raadsman zijn daarbij in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Klager en zijn raadsman hebben hier geen gebruik van gemaakt. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is onterecht aangemerkt als “arrestant lang”. Klager heeft voorafgaand aan de plaatsing in de PI Middelburg al in een andere inrichting gezeten. Klager begrijpt dan ook niet dat de registratie niet als onjuist is aangemerkt.

Klager is op 22 december 2022 geplaatst in de PI Middelburg. Klager heeft zich zes weken lang aan de gestelde regels gehouden. Klager neemt deel aan alle activiteiten die het dagprogramma heeft te bieden. Ook heeft klager aan alle beschikbare cursussen meegedaan waar hij aan kon deelnemen.

Klager behoort, gelet op de datum van binnenkomst, conform artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) na zes weken te worden besproken, te weten op 2 februari 2023. Gelet op zijn gedrag behoort klager te worden gepromoveerd. Klager is niet besproken en heeft geen beschikking ontvangen van het niet-promoveren, waartoe de directeur verplicht is op grond van bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie.

Klager is niet op de hoogte van de belangenafweging van de directeur waarom hij klager niet promoveert. Klager stelt hierdoor ernstig te worden benadeeld in zijn resocialisatie- en re-integratietraject. Het is immers binnen het detentiewezen een feit van algemene bekendheid dat het percentage deelname aan het plusprogramma van groot belang is. Klager had moeten worden gepromoveerd, althans minstens een beschikking moeten ontvangen waarin de belangenafweging is opgenomen waarom klager niet in aanmerking zou komen voor promotie.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en klager te compenseren.

Standpunt van de directeur
Uit klagers detentiehistorie blijkt dat hij in september 2021 gedetineerd was op een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet. Klager heeft zich vervolgens onttrokken aan detentie, door zonder toestemming de BBA te verlaten (artikel 2.2 in verbinding met artikel 2.2 onder e van de Regeling melding ongeoorloofde afwezigheid). Aldus was sprake van ongeoorloofde afwezigheid. Dit staat geregistreerd bij de Centrale Registratie Onttrekkingen, zoals blijkt uit klagers detentiehistorie. Hiervan is ook een “melding bijzonder voorval” gemaakt. 

Door zich te onttrekken heeft klager zijn detentie doorbroken en is klager aangemerkt als “arrestant”. Deze status heeft de PI Middelburg doorgekregen in het verzoek tot klagers plaatsing. Het is niet aan de inrichting om een gedetineerde een status te geven. De inrichting heeft slechts de plaatsing uitgevoerd, waardoor klager bij de PI Middelburg staat geregistreerd als “arrestant lang”. Op grond van de Regeling hoeft in dat geval pas na acht weken te worden beoordeeld of klager in aanmerking komt voor plaatsing in het plusprogramma.

Klager heeft bij zijn aanhouding op het politiebureau en ook bij binnenkomst in de PI Middelburg te horen gekregen dat hij als arrestant was aangemerkt. Klager heeft in de PI Middelburg eerst in het arrestantenregime verbleven. 

 

3. De beoordeling
Klager klaagt er op 8 februari 2023 over dat hij na zes weken geen beslissing tot promoveren (of niet promoveren) heeft ontvangen. Uit de reactie van de directeur in de beklagfase kan worden opgemaakt dat hij geen beslissing inzake promoveren heeft genomen, omdat klager als arrestant daarvoor nog niet in aanmerking kwam. Daarmee is het beklag gericht tegen een verzuim of weigering om te beslissen (artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet). Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, als niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen. Als er een wettelijke termijn geldt en die termijn op het moment van het instellen van beklag nog niet is verstreken, is de gedetineerde niet-ontvankelijk in zijn beklag. 

Wat betreft het beslissen over promoveren bestaat een wettelijke termijn van zes of acht weken. De beroepscommissie zal oordelen welke termijn ten aanzien van klager geldt en of de wettelijke termijn was verstreken op het moment dat klager beklag instelde. 

Uit de stukken in het dossier en de toelichting van de directeur is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager zich voorafgaand aan zijn plaatsing in de PI Middelburg heeft onttrokken aan zijn detentie in de PI Rotterdam. 

Uit artikel 1, onder m, van de Regeling volgt (onder meer) dat als arrestant wordt aangemerkt een al dan niet onherroepelijk veroordeelde die is aangehouden nadat hij zich heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf of de voorlopige hechtenis. Gelet hierop is klager terecht aangemerkt als arrestant en op 22 december 2022 in de PI Middelburg in het arrestantenregime geplaatst. 

Op grond van artikel 1e, aanhef en onder e, van de Regeling zijn gedetineerden die gedurende de eerste acht weken van hun detentie verblijven in een regime voor arrestanten uitgesloten van promotie van het plusprogramma. 

Een gedetineerde die in een inrichting binnenkomt als arrestant verblijft dus gedurende de eerste acht weken van zijn detentie in het arrestantenregime en is die periode uitgesloten van promotie. De beroepscommissie is van oordeel dat de periode van acht weken in het arrestantenregime en uitsluiting voor promotie begon op 22 december 2022, toen klager geplaatst werd in de PI Middelburg. 

Gelet op het voorgaande hoefde de directeur pas op 16 februari 2023 een beslissing te nemen over eventuele promotie. Daarmee was op 8 februari 2023, het moment van het instellen van beklag, de wettelijke termijn om te beslissen nog niet verstreken. Daarom zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag. 


Deze uitspraak is op 28 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven