Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34618/GM, 3 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34618/GM
    
            
Betreft    klager
Datum    3 oktober 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij geen bloedonderzoek krijgt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de digitale zitting van 13 september 2023.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.


2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft aangegeven dat hij zich al langere tijd slecht voelde. Vanuit de medische dienst werd gezegd dat dit met een gebrek aan vitamine D te maken had en dat dat weer beter zou gaan als de zon weer zou opkomen. Dat is niet een steekhoudend argument. De medisch adviseur raadt klager aan om in gesprek te gaan met het hoofd zorg, maar dat is de omgekeerde wereld. In de brief van de medisch adviseur staat ook dat er geen goede toegeleiding heeft plaatsgevonden. Er is niets gedaan om dit te herstellen.

Klager heeft ter zitting toegelicht dat hij  inmiddels is overgeplaatst. Hij heeft slechte ervaringen gehad met de medische dienst in Norgerhaven. Het kostte veel moeite om de arts te spreken. Klager was ziek en lag in bed. Hij was angstig vanwege een traumatische gebeurtenis met een medegedetineerde. Die had last van rode ogen en dacht dat hij was vergiftigd. Die medegedetineerde is twee keer teruggestuurd door de medische dienst en is overleden in zijn cel. Klager zat met die medegedetineerde op de arbeid. Hij was altijd gezond. De medische dienst in Norgerhaven doet niks. Na zijn overplaatsing heeft klager een bloedonderzoek gevraagd en is hij meteen geholpen. Hij heeft ook vitaminepillen gekregen in verband met een tekort aan vitamine D. 

Standpunt van de inrichtingsarts
Op 21 april 2023 heeft klager de verpleegkundige bezocht. De verpleegkundige vermoedt een vitamine D tekort en schrijft op dit te zullen controleren. Dit heeft niet plaatsgevonden.

Op 12 mei 2023 heeft klager de verpleegkundig specialist gezien. Deze heeft besloten dat bloedonderzoek moest plaatsvinden. Dit onderzoek heeft echter tot het vertrek van klager op 5 of 6 juni 2023 niet plaatsgevonden. Als onderzoek wordt toegezegd moet dit ook gebeuren. Als er andere inzichten zijn ontstaan na de toezegging, moet dit in goed overleg met de patiënt worden aangepast. Dit lijkt niet te zijn gebeurd.

De huisarts kan niet terugvinden in de agenda of klager ook daadwerkelijk voor het bloedonderzoek ingepland is. Mogelijk is de afspraak eruit gehaald omdat bekend werd dat klager overgeplaatst ging worden.

Dat er soms enkele weken overheen gaan alvorens het onderzoek wordt uitgevoerd kan soms gebeuren en is gezien de klachten ook medisch gezien acceptabel.

 

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier blijkt dat bij 21 april 2023 is beschreven dat klager zich al anderhalve maand niet lekker en futloos voelt. De verpleegkundige noteert de vitamine D te controleren. Dit is niet gebeurd. Op 11 mei 2023 blijkt dat daar in overleg met de arts op is teruggekomen. Klager lijkt hier niet van op de hoogte te zijn gesteld. 

De beroepscommissie is van oordeel dat als een toezegging wordt gedaan voor een behandeling, dat moet worden nagekomen. Als er omstandigheden zijn die maken dat op dat beleid moet worden teruggekomen, moet dat worden gecommuniceerd met de patiënt. Het is voldoende aannemelijk geworden dat dat niet is gebeurd.  

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. 
De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €40,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-. 


Deze uitspraak is op 3 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. N.C.J.A.M. Kochx, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven