Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34969/GB, 8 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34969/GB

    

           

Betreft  [klager]

Datum  8 november 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem of naar het HVB van een andere PI met een kleine afdeling.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 14 juli 2023 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. M.P. Friperson, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is ten onrechte geen risicoprofiel opgemaakt. Klager heeft eerder in de PI Arnhem verbleven, juist vanwege een eerder opgemaakt risicoprofiel. Er is geen sprake van nadien gewijzigde omstandigheden. Verweerder heeft zijn stelling, dat het risicoprofiel niet is gewijzigd, niet onderbouwd. Er is sprake van een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico, waardoor klager in een ander arrondissement kan worden geplaatst. Uit de stukken volgt dat er binnen detentie meerdere incidenten zijn geweest en dat er ernstige zorgen over geweld binnen detentie bestaan. Ook de reactie van klager op de casemanager, zoals beschreven in het selectieadvies, laat blijken dat er zorgen over klager bestaan. Het multidisciplinair overleg heeft positief geadviseerd ten aanzien van een overplaatsing.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
 

Standpunt van verweerder

Klager is sinds 13 april 2023 (opnieuw) gedetineerd. Bij aanvang van detentie wordt er een nieuw voorgeleidingsformulier opgemaakt, waarin ook het risicoprofiel wordt vastgesteld. Uit het nieuwe voorgeleidingsformulier van 14 april 2023 komt naar voren dat er geen bijzonderheden bekend zijn over het risicoprofiel. Gedurende de huidige detentie is dit risicoprofiel niet gewijzigd.

In het bevel tot bewaring wordt gesproken over een ernstig gevaar voor ontvluchting. De reden hiervan is dat er van klager geen vaste woon- of verblijfplaats kan worden vastgesteld. Daarmee wordt de kans aanzienlijk geacht dat klager zich aan de berechting zal onttrekken. Dit heeft echter niet te maken met zijn verblijf in het HVB, maar is van toepassing op het moment dat klager zich buiten de inrichting zou bevinden. Verder komt uit de rapportage van de afdeling ‘Zorg & Begeleiding’ van 1 augustus 2023 niet naar voren dat klager depressief zou zijn. Tot slot geldt dat klager conform artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in een HVB is geplaatst.

 

3. De beoordeling

Aan klager is inmiddels de maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders opgelegd, welke oplegging onherroepelijk is, en hij is daartoe overgeplaatst naar de locatie Hoogvliet te Rotterdam. Klager kan dus niet meer worden geplaatst in het HVB van zijn voorkeur. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Klager verbleef in het HVB van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Hij wilde graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Arnhem of naar het HVB van een PI met een kleine afdeling, omdat er in de PI Alphen te veel gedetineerden verbleven, klager zich niet goed voelde, depressief was en niet op een meerpersoonscel (MPC) geplaatst wilde worden. Ook wilde hij terug naar zijn familie in Polen vanwege verplichtingen.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst, tenzij er sprake is van een gedetineerde die een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico vormt.

Klager werd vervolgd in het arrondissement Den Haag. De PI Alphen ligt in dit arrondissement, terwijl de PI Arnhem in een ander arrondissement ligt. Klager heeft eveneens verzocht om overplaatsing naar het HVB van een andere PI met een kleine afdeling, maar ook dit komt feitelijk neer op een verzoek om overplaatsing naar een ander arrondissement dan het arrondissement van vervolging (in het arrondissement Den Haag bevinden zich immers enkel de PI Alphen en het PPC Scheveningen, maar van een verzoek om overplaatsing naar het PPC is geen sprake). Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet in dat geval sprake zijn van bijzondere omstandigheden om te kunnen oordelen dat verweerder klager had moeten overplaatsen.
 

Risicoprofiel

Eerst in beroep stelt de raadsvrouw dat zij meent dat er ten onrechte geen risicoprofiel ten aanzien van klager is opgemaakt. Op grond van artikel 22 van de Regeling stelt de selectiefunctionaris, ten behoeve van de eerste plaatsing van een gedetineerde, het risicoprofiel van de gedetineerde vast. De beroepscommissie stelt vast dat in deze procedure niet klagers eerste plaatsing aan de orde is, maar de afwijzing van zijn verzoek om overplaatsing. Om die reden is zij van oordeel dat het vermeende ontbreken van een risicoprofiel niet in de onderhavige beroepsprocedure aan de orde kan komen. Het had op klagers weg gelegen zijn bezwaren ten aanzien van zijn plaatsing in het HVB van de PI Alphen naar voren te brengen in de bezwaar- en beroepsprocedure ten aanzien van de beslissing om hem te plaatsen in het HVB.

Het is naar het oordeel van de beroepscommissie overigens ook niet aan klager om te bepalen of er sprake is van een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico. Gelet op de stukken en hetgeen door verweerder is gesteld, bestond er kennelijk geen aanleiding om uit te gaan van een verhoogd vlucht- of maatschappelijk risico, en werd het beveiligingsniveau van de PI Alphen als afdoende aangemerkt. De beroepscommissie ziet in het voorgaande dan ook geen aanleiding om te oordelen dat verweerder klager had moeten overplaatsen naar een andere inrichting.
 

Overige omstandigheden

Ook de overige door klager aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot het oordeel dat verweerder klager had moeten overplaatsen. Hoewel klager heeft gesteld dat er te veel gedetineerden in de PI Alphen verbleven en dat hij depressief was, volgt uit de stukken niet dat er zorgen waren over zijn psychische gesteldheid. De beroepscommissie acht dit dan ook van onvoldoende zwaarwegend belang. Verder is de beslissing om klager al dan niet op een MPC te plaatsen, voorbehouden aan de directeur en valt dit buiten de invloedsfeer van verweerder. Tot slot kan een overplaatsing er niet toe leiden dat klager terug kan naar zijn familie in Polen. Het belang dat klager zou hebben bij een overplaatsing is in dat kader dan ook onduidelijk.
 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven