Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1569/SGA, 2 juli 2008, schorsing
Uitspraakdatum:02-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

08/1569/SGA

Betreft: [klager] datum: 2 juli 2008

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld h.v.b. van 27 juni 2008, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van weigering
van toelating tot verzoeker van [A] voor de duur van één maand, ingaande op 27 juni 2008 om 14.00 uur en eindigend op 27 juli 2008 om 14.00 uur. De disciplinaire straf is opgelegd wegens het door die hiervoor genoemd persoon overgeven van
(vermoedelijk)
verdovende middelen aan een medegedetineerde van verzoeker, waardoor misbruik is gemaakt van het bezoekrecht.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 30 juni 2008, de nadere toelichting op het verzoek door klagers raadsman mr. W.C. Dieleman, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 1 juli 2008.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat klagers vriendin geen contrabande heeft overgedragen aan die medegedetineerde. Zij heeft die persoon enkel een hand gegeven. Het is goed mogelijk dat die medegedetineerde toen al iets in zijn hand had. De
beslissing van de directeur berust slecht op een vermoeden, dat is volstrekt onvoldoende voor de oplegging van een disciplinaire straf.

De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Door twee bewaarders is - onafhankelijk van elkaar - waargenomen dat verzoekers vriendin tijdens het bezoekmoment iets heeft overhandigd aan een andere gedetineerde. Daarmee heeft die
bezoekster de huisregels van de inrichting overtreden en is uitsluiting van bezoek een passende sanctie.

2. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw, kan de directeur, wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, een disciplinaire straf van ontzegging van bezoek opleggen voor ten
hoogste vier weken, indien het feit plaatsvond in verband het bezoek van die persoon of personen.

De bestreden beslissing van de directeur voldoet in tweeërlei opzicht niet aan het bepaalde in voornoemd artikel 51. Allereerst is de disciplinaire straf opgelegd voor de duur van één maand, terwijl die maximaal voor vier weken mocht worden opgelegd.
Dit zou op zich al reden zijn voor een (gedeeltelijke) toewijzing van het verzoek. Nu evenwel voor de oplegging van een disciplinaire straf vereist is, dat de gesanctioneerde gedetineerde op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het begaan van een
feit als bedoeld in artikel 50 van de Pbw, en een dergelijke betrokkenheid van verzoeker niet is gebleken noch aannemelijk is geworden, had aan verzoeker in het geheel geen disciplinaire straf mogen worden opgelegd. Gelet op het vorenstaande zijn er
termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissing van de directeur is genomen in strijd met de wet.
De voorzitter overweegt daarbij nog dat het de directeur overigens vrij staat om, op de voet van het bepaalde in artikel 38, derde lid, van de Pbw, aan genoemde bezoekster de toegang tot de inrichting (voor bepaalde tijd) te ontzeggen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.
aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 juli 2008.

Naar boven