Nummer 23/33123/GA
Betreft [klager]
Datum 20 oktober 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de wijze waarop een visitatie is uitgevoerd.
De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven heeft op 7 april 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een extra bezoek zonder toezicht (BZT) toegekend (Nh 2022 453). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de locatie Norgerhaven, en klagers raadsvrouw mr. S. Drent gehoord op de zitting van 24 augustus 2023 in de Penitentiaire Inrichting Lelystad. De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klagers raadsvrouw heeft aangegeven dat hij geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid. Mr. T.L. Hokken, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur verwijst naar het verweerschrift in beklag en voert aanvullend het volgende aan.
De inrichting heeft een groot belang bij het weren van drugs en andere contrabande. Klager had net een BZT gehad. Uit de huisregels volgt dat na een BZT in beginsel een onderzoek aan het lichaam en kleding plaatsvindt. Het onderzoek aan het lichaam omvat het uitwendig schouwen van openingen en holten. De anus en bilnaad moeten dus gecontroleerd worden. Medewerkers hebben een werkinstructie bij de visitatie. De instructie wordt aan gedetineerden uitgelegd.
Klager is sinds 6 mei 2018 gedetineerd en hij zit sinds 2021 in de locatie Norgerhaven. Het is onaannemelijk dat hij tijdens de visitatie altijd drie kniebuigingen maakt met zijn gezicht naar de medewerkers. De bedoeling van visiteren is dat de openingen kunnen worden geschouwd. Dat kan niet als klager met zijn gezicht naar de medewerkers staat. Gezien de duur van zijn detentie, is het onaannemelijk dat hij niet op de hoogte is van de procedure en dit de eerste medewerker is geweest die klager heeft gewezen op de juiste procedure. De directeur heeft een aantal medewerkers bevraagd en zij werken altijd volgens de werkinstructie. Dit was klagers eerste klacht over de wijze van visitatie.
De medewerker die verantwoordelijk was voor de visitatie heeft het volgende te kennen gegeven. Hij ging met een collega naar de BZT-kamer. Klagers bezoek is de kamer uitgeleid. Klager stond achter het bed te wachten. Aan hem werd gevraagd of hij een goed bezoek had gehad. Klager begon zich uit te kleden. Toen hij zich volledig had ontdaan van zijn kleding, maakte hij drie snelle kniebuigingen met het gezicht naar de medewerkers toe, om zich vervolgens weer aan te kleden. Klager is verteld dat dit niet de procedure was. De juiste procedure is uitgelegd en aan klager is medegedeeld dat hij met de rug naar de medewerkers toe moest keren en drie kniebuigingen moest maken. De medewerkers hadden immers niet kunnen zien of hij iets tussen zijn billen verstopt had. Klager mompelde en verhief zijn stem. Hij gaf aan dat hij het allemaal onzin vond en dat hij dit nooit op die manier hoefde te doen. Nogmaals is aan klager verteld dat dit de procedure is. Hij vroeg aan de medewerker of hij het lekker vond om hem in zijn kontgat te kijken. De medewerker antwoordde hierop “ja, want dit is de procedure”. Vervolgens draaide klager deels met zijn rug naar de medewerkers en maakte weer drie kniebuigingen. Weer was de actie niet volgens de procedure, maar de medewerker had genoeg gezien om er zeker van te zijn dat hij geen contrabande tussen zijn billen had verstopt.
Klager maakte uit eigen beweging drie snelle kniebuigingen. De medewerker had dus niet na de eerste kniebuiging kunnen zeggen dat klager het verkeerd deed. Het antwoord van de medewerker op klagers vraag is bejegening en geen namens de directeur genomen beslissing waartegen beklag openstaat.
De visitatie is op een zo min mogelijk belastende wijze en respectvol uitgevoerd. Dat klager na drie verkeerde kniebuigingen nog drie kniebuigingen moest maken, is niet onredelijk of onbillijk.
Standpunt van klager
De verklaring van de medewerker is onjuist. Klager had op 2 december 2022 BZT in de familiekamer, waar geen bed staat. Het is dus onjuist dat hij achter het bed stond te wachten. Klagers raadsvrouw heeft bij de inrichting nagevraagd in welke kamer klagers BZT was, maar dit kon niet meer worden nagetrokken.
De visitatieprocedure staat niet in de huisregels van de inrichting. Bij visitaties staat klager vaker met zijn gezicht naar de medewerkers. Het maakt niet uit welke kant hij op staat, want door het bukken valt contrabande eruit. Ook als klager met zijn rug naar de medewerker staat, kan niet de hele holte worden geschouwd. De medewerker had na de eerste kniebuiging moeten ingrijpen, als klager het verkeerd deed. Dit gaat verder dan een bejegeningskwestie.
Klager betwist hetgeen door de medewerker is gezegd. De medewerker zei dat hij het lekker vond om naar klagers kont te kijken.
Klager verzoekt opnieuw gecompenseerd te worden met een extra BZT. Klagers nadeel is, behalve ongemak tijdens de visitatie, dat zijn misbruikverleden naar boven is gekomen. Ook is hij onder druk gezet om zijn klacht in te trekken. Doordat de directeur beroep instelt, wordt nog altijd niet erkend dat er iets is misgegaan.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet is de directeur bevoegd om een gedetineerde na afloop van bezoek aan zijn lichaam te onderzoeken. Op grond van het derde lid omvat het onderzoek aan het lichaam mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de gedetineerde.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de visitatieprocedure niet onjuist of respectloos verlopen. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager, vanwege zijn verblijf in detentie sinds 2018 en in de locatie Norgerhaven sinds 2021, bekend moet zijn met de procedure. Klager begon uit zichzelf met uitkleden en maakte snel drie kniebuigingen. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat de medeweker klager na de eerste verkeerde kniebuiging had kunnen corrigeren. De medeweker heeft klager in redelijkheid kunnen corrigeren en opdragen opnieuw drie kniebuigingen te maken, nadat klager de visitatie verkeerd uitvoerde. De reactie van de medewerker op klagers vraag of hij het lekker vond om in zijn kont te kijken, maakt – ongeacht wat de medewerker precies heeft gezegd – de wijze waarop de visitatie is uitgevoerd ook niet onredelijk of onbillijk. Dat staat daar immers los van.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de wijze waarop de visitatie is uitgevoerd niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor het toegekende extra BZT komt daarmee te vervallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 20 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter