Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34706/GA, 17 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34706/GA

 

                                  

Betreft  [klager]

Datum  17 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een te lage kreatininewaarde bij een urinecontrole, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee maanden, ingaande op 1 februari 2023;

b.         de beslissing van 31 januari 2023 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 29 juni 2023 de klachten ongegrond verklaard (Ta-2023-74). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. I.A. Kamans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Ter Apel, gehoord op de zitting van 24 augustus 2023 in de PI Lelystad. Mr. T.L. Hokken, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat het beroep zich richt tegen beklag a en b. De degradatie volgt uit de disciplinaire straf.

Klager ervaart veel stress en bezorgdheid door zijn medische aandoening. Er is onvoldoende rekening gehouden met klagers medische situatie. Door te lang in dezelfde houding te moeten zitten tijdens vervoer door de Dienst Justitiële Inrichtingen is een bloedprop (trombus) van dertig centimeter in zijn been ontstaan. Het gevaar van een bloedprop is dat deze losraakt en dan vast komt te zitten op een kwetsbare plaats, zoals de longen, het hart of de hersenen. De behandeling bestaat uit dagelijkse injecties met zeer zware bloedverdunners gedurende weken. De medische aandoening is nog niet verholpen en klager zal op korte termijn worden geopereerd.

Klager heeft geprobeerd gezondheidsadviezen te zoeken om te voorkomen dat de bloedprop los zou laten. Zijn vriendin heeft voor hem onderzoek gedaan naar de term ‘venous thrombosis’ en vond de aanbeveling om 1,5 tot 2 liter water te drinken. De website Thuisarts geeft het advies om 2 liter water per dag te drinken bij een trombosebeen. Hij heeft dus veel water en thee met gember gedronken. Daardoor is een te waterig urinemonster afgegeven. De medische dienst heeft nooit geadviseerd dat klager veel water moest drinken.

Veel drinken was voor klager het enige wat hij kon doen om de kans op het losschieten van de bloedprop te verkleinen. Er is sprake van psychische overmacht. Uit alle voorgaande urinecontroles kwam nooit een positieve uitslag of een te waterig monster. Hij gebruikt geen drugs en zorgt goed voor zichtzelf.

Klager verwijst naar onderzoek waaruit zou blijken dat je na het drinken van vier glazen vocht al een grote kans hebt op een te lage kreatininewaarde. Vier glazen is niet veel. Klager drinkt tussen twee en drie liter per dag. Hij heeft de ochtend van de urinecontrole niet meer water gedronken dan normaal. Hij heeft niet geprobeerd om te frauderen. Klager is de avond van tevoren geïnformeerd over de urinecontrole. Toen had hij toch al te veel gedronken.

Er is al twee jaar voorbij sinds de (fictieve) datum van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling en hij is van onbesproken gedrag. Hij werkt hard aan zijn voorbereiding voor de terugkeer in de maatschappij. De beslissing tot niet promoveren heeft grote gevolgen. Hij kan zes weken niet naar het plusprogramma en is zijn baantje kwijtgeraakt. Na deze urinecontrole is hij bij latere urinecontroles helemaal gestopt met drinken wanneer hij werd geïnformeerd. In de nacht gaat het level kennelijk niet genoeg omlaag.

De directeur had maatwerk moeten toepassen. Een medegedetineerde was niet gedegradeerd door een te waterige urinecontrole, dus daarvoor bestaat ruimte. 

 

Standpunt van de directeur

Het beroepschrift is alleen gericht tegen beklag a. Er zijn geen gronden ingediend tegen beklag b. In het beroepschrift staat niet dat het beroep ziet op beide beslissingen.

De formele stappen voor een urinecontrole zijn juist gevolgd. Klager is de avond van tevoren geïnformeerd. Bij een te lage kreatininewaarde beslist de directeur of er een disciplinaire straf dient te worden opgelegd. De directeur heeft klagers persoonlijke omstandigheden meegewogen. Het advies van het personeel is overgenomen, dus er is een voorwaardelijke straf opgelegd.

Niet promoveren wordt ervaren als straf, maar dat is het niet. In het basisprogramma krijgen gedetineerden alle rechtenactiviteiten. Het wel of niet promoveren is bij het opleggen van de voorwaardelijke disciplinaire straf niet meegewogen. Frauderen bij een urinecontrole is ontoelaatbaar gedrag. Er was geen twijfel over de uitslag. De directeur kon geen andere beslissing nemen. Er is minder beslisruimte bij promotie dan bij het opleggen van een disciplinaire staf.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt allereerst dat zij waar er door klager en de directeur in de schriftelijke stukken en ter zitting wordt gesproken over ‘de beslissing tot degradatie naar het basisprogramma’, daarvoor in de plaats leest ‘de beslissing om hem niet te promoveren naar het plusprogramma’. Uit de beslissing van 31 januari 2023 volgt immers dat klager in het basisprogramma verbleef en de beslissing is genomen hem voor zes weken niet te promoveren naar het plusprogramma.

Het beroep is ingesteld tegen “de ongegrondverklaring van de klacht van klager naar aanleiding van een te waterig urinemonster als gevolg van een urinecontrole”. In de gronden van het beroep wordt ingegaan op klagers medische situatie en de oorzaak van de te waterige urinecontrole. De beroepscommissie ziet dit als gronden voor zowel beklag a. als beklag b., die bij de beklagrechter ook één kenmerk hadden. Het beroep ziet dan ook op beide beklagen.

 

Beklag a.

Volgens artikel 8, eerste lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen kan een disciplinaire straf worden opgelegd als is gebleken dat de gedetineerde met het urinemonster heeft gefraudeerd.

Aan klager is een voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in zijn eigen cel, vanwege een kreatininewaarde van minder dan 2.0 mmol/l bij een urinecontrole. Als regel geldt dat bij een kreatininewaarde van minder dan 2,0 mmol/l uitgegaan

mag worden van fraude. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is in dit geval sprake van bijzondere omstandigheden.

De beroepscommissie neemt daarbij in overweging dat klager veel water drinkt in verband met zijn medische conditie. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het voldoende aannemelijk geworden dat klager zich niet had gerealiseerd dat de hoeveelheid water die hij dronk, de urinecontrole kon beïnvloeden. Klager heeft onweersproken gesteld dat hij nooit eerder positief heeft gescoord op een urinecontrole. Tegen deze achtergrond geeft de beroepscommissie klager – in dit bijzondere geval – het voordeel van de twijfel. Het is onvoldoende aannemelijk dat klager een belang heeft om de uitslag van de urinecontrole te beïnvloeden (vergelijk RSJ 11 februari 2010, 09/3174/GA).

Gelet op het voorgaande is het onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft gefraudeerd met het urinemonster. Daarom moet de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen,  omdat de disciplinaire straf geheel voorwaardelijk is opgelegd. Klager heeft hier dus op zichzelf geen nadeel van ondervonden.

 

Beklag b.

Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komt een gedetineerde voor promotie in aanmerking, indien hij gedurende zes weken na aanvang in detentie het in de categorie “re integratie/resocialisatie” en het in de categorie “verblijf en leefbaarheid” van bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij deze Regeling beschreven gewenste gedrag heeft laten zien.

Artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat er altijd een besluit tot degradatie volgt, indien een gedetineerde ‘ontoelaatbaar’ gedrag, zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 van de Regeling, laat zien. Volgens de nota van toelichting gaat het hier om gedragingen die als dermate ingrijpend op de orde en veiligheid binnen een inrichting kunnen worden aangemerkt dat deze op zichzelf beschouwd een degradatie c.q. het uitblijven van een promotie rechtvaardigen zonder daarbij rekening te houden met het structurele gedrag in detentie. Indien een gedetineerde één van deze gedragingen laat zien, is volgens de nota van toelichting een afweging van deze gedraging ten opzichte van het algehele gedrag niet meer noodzakelijk. Een belangenafweging hoeft dus niet te worden gemaakt.

Op 31 januari 2023 heeft de directeur beslist dat klager voor zes weken niet in aanmerking komt voor promotie naar het plusprogramma. In de beslissing is slechts het frauderen bij een urinecontrole opgenomen als ontoelaatbaar gedrag. Er is geen belangenafweging gemaakt. Gelet op hetgeen de beroepscommissie heeft overwogen in beklag a, is het onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft gefraudeerd bij een urinecontrole. Daarmee is er geen sprake van ontoelaatbaar gedrag op basis waarvan (zonder belangenafweging) beslist had kunnen worden klager voor zes weken uit te sluiten van promotie naar het plusprogramma.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ook in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart de klachten alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.

 

 

Deze uitspraak is op 17 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. dr. R.S.T. Gaarthuis, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven