Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25318/GA, 22 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/25318/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    22 november 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de overplaatsing van de locatie Norgerhaven naar de locatie Esserheem op 27 oktober 2021.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Veenhuizen heeft op 7 januari 2022 het beklag ongegrond verklaard (Eh 2021/530). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A. Wijburg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van PI Veenhuizen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het tijdsverloop tussen het vermeende voorval en de uiteindelijke overplaatsing is meer dan drie weken. Daarom was er geen noodzaak tot overplaatsing. De betrokken bewaarder heeft het incident pas na twee maanden op papier gezet. Klager betwist dat er geen werkbare basis meer zou zijn voor een samenwerking tussen klager en personeel. De betrokken bewaarder is zelf ook overgeplaatst naar de locatie Esserheem en werkte daar weer samen met klager. Van een onwerkbare situatie was geen sprake. Het is klager niet gemotiveerd kenbaar gemaakt wat de grond was voor de overplaatsing (vergelijk RSJ 9 mei 2018, 17/3791/GA). 

Klager heeft als gevolg van de overplaatsing zijn opleiding sociale hygiëne niet kunnen afmaken. Dit was in het belang van zijn re-integratie. Hoewel de locatie Norgerhaven en de locatie Esserheem één PI vormen, zijn de leefomstandigheden in nadelige zin veranderd door de overplaatsing.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
Bij klager is in de locatie Norgerhaven sinds november 2018 meermaals een mobiele telefoon aangetroffen. Klager scoorde regelmatig positief op urinecontroles. Klagers faseringsverzoek is afgewezen. Hij liet op de afdeling vaak een defensieve en vijandige houding zien. Hij heeft een personeelslid geïntimideerd. Dit maakte dat er geen basis meer was voor een samenwerking tussen klager en het afdelingspersoneel. Door toedoen van klager was een zodanig onwerkbare situatie ontstaan dat een langer verblijf in de locatie Norgerhaven ongewenst en onmogelijk was.



3. De beoordeling
Beoordelingskader
Uit artikel 3, eerste lid, van de Pbw volgt dat de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) penitentiaire inrichtingen aanwijst en dat een inrichting kan zijn gevestigd op verschillende locaties binnen hetzelfde arrondissement. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe.

Een beslissing tot een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde inrichting werd tot 1 januari 2021 genomen door de Minister, en namens deze de selectiefunctionaris. Per 1 januari 2021 beslist de directeur hierover, mits de locaties zich in hetzelfde arrondissement bevinden.

In de bestemmingsaanwijzing van de PI Veenhuizen van 23 augustus 2021 is bepaald dat de locatie Esserheem en de locatie Norgerhaven onder één directie worden gesteld en tezamen worden aangeduid als de Penitentiaire Inrichtingen Veenhuizen. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient in ieder geval onder de huidige wetgeving een overplaatsing tussen de locatie Esserheem en de locatie Norgerhaven te worden aangemerkt als een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting. De directeur is dus bevoegd om daartoe te beslissen.

In geval de directeur een beslissing neemt tot een interne overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan hoort de directeur de gedetineerde, ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw, alvorens zijn beslissing te nemen. Het horen kan volgens artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur van voornoemde beslissing de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling.

Inhoudelijke beoordeling
In het verweerschrift in beklag heeft de directeur toegelicht waarom klager is overgeplaatst. Een personeelslid is tijdens een privésituatie gefotografeerd door een oud-gedetineerde. De volgende dag vroeg klager het personeelslid naar de privésituatie en benoemde hij een foto die hij gezien had of waarover hij gehoord zou hebben. Klagers cel is doorzocht, maar er is geen telefoon aangetroffen. De directeur benoemt ook dat klager met regelmaat positief scoorde op urinecontroles, dat er meermaals een telefoon is aangetroffen op zijn cel en dat hij vaak een defensieve en vijandige houding liet zien. De directeur stelt dat de orde, rust en veiligheid was verstoord en dat er een onwerkbare situatie was ontstaan. Op grond hiervan en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur inhoudelijk gezien niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

Uit de stukken is niet gebleken dat klager is gehoord voorafgaand aan het nemen van de beslissing. De directeur heeft niet te kennen gegeven dat sprake was van zodanige spoed dat horen niet mogelijk was dan wel dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond, zoals bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Van een geldige reden die een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigt, is dan ook niet gebleken. Uit de stukken is evenmin gebleken dat de beslissing (met redenen omkleed) op schrift is gesteld.


Gelet op het voorgaande kleven aan de beslissing tot de interne overplaatsing formele gebreken. Het beroep en het beklag zullen (uitsluitend) om deze reden gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in de formele gebreken aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €15,-

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.


Deze uitspraak is op 22 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven