Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31280/GA, 17 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Zorgplicht  v

 Nummer          23/31280/GA

    

           

Betreft  [klager]

Datum  17 oktober 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering of het verzuim om (tijdig) te beslissen op zijn verzoek om zijn Marokkaanse identiteitsbewijs te mogen uitvoeren.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 22 december 2022 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/1286). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De landsadvocaat heeft zich op 6 februari 2023 gesteld als gemachtigde van de directeur.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is sprake van een schending van de zorgplicht van de directeur om binnen een redelijke termijn op het verzoek te beslissen. Een beslistermijn van vier maanden is al buitenproportioneel en onredelijk en onbillijk, maar de beslistermijn is nog langer. De inrichting was al ruim voor klagers verzoek van 20 juli 2022 op de hoogte van zijn wens om zijn Marokkaanse identiteitsbewijs buiten de inrichting te hebben. Medewerkers van het Marokkaanse consulaat hebben veelvuldig overleg gehad met de inrichting over de mogelijkheid om het identiteitsbewijs binnen de inrichting, in aanwezigheid van klager, te overhandigen aan één van zijn advocaten. In die periode was geen sprake van het overhandigen van het identiteitsbewijs aan een medewerker van de PI, om deze vervolgens binnen de inrichting (buiten klagers beschikkingsmacht) te kunnen houden. De beslistermijn begint daarom niet op 20 juli 2022, maar medio maart 2022. In het verslag van het multidisciplinair overleg (MDO) van 24 maart 2022 wordt al beschreven dat de inrichting moet reageren op het verzoek van het consulaat, met de strekking dat zij het identiteitsbewijs aan klager wensen te (kunnen) overhandigen.

De beklagcommissie heeft ten onrechte aangenomen dat het onderzoek door het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) intensief en tijdrovend is geweest. Uit de beslissing van 11 november 2022 volgt dat het doel van het onderzoek was te achterhalen of er een juridische (straf)procedure loopt in Marokko waarvoor het identiteitsbewijs moet worden uitgevoerd. In de beslissing wordt verder gesteld dat het advies enige tijd in beslag heeft genomen, omdat er informatie uit Marokko moest worden ingewonnen. Uit het onderzoek zou zijn gekomen dat er niet is gebleken van een procedure in Marokko. Het is echter publiekelijk bekend dat de Marokkaanse autoriteiten klager in verband brengen met een levensdelict in Marokko. De autoriteiten hebben een internationaal opsporings- en aanhoudingsbevel uitgebracht. Er loopt dus wel een procedure in Marokko waarvoor hij zijn identiteitsbewijs moet uitvoeren. Hiervan is het Openbaar Ministerie (OM) op de hoogte.

Het GRIP heeft geen vier maanden nodig om met dit advies te komen. Een e-mail aan de officier van justitie of klagers advocaat was voldoende geweest om binnen een paar minuten de bevestiging te hebben van de wens van de Marokkaanse autoriteiten om klager te kunnen aanhouden en vervolgen.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Klager is gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en wordt verdacht van een groot aantal zeer ernstige strafbare feiten, waaronder (kort gezegd) leidinggeven aan een criminele organisatie en betrokkenheid bij een reeks moorden, pogingen daartoe en voorbereidingen daarvan. Ten aanzien van klager bestaat een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van recidive voor ernstige geweldsdelicten. Er zijn concrete aanwijzingen dat klager (gewelddadige) ontsnappingsplannen heeft voorbereid. Voorts bestaat het vermoeden dat hij een dodenlijst hanteert. Er zijn sterke aanwijzingen dat klager vanuit de EBI heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in verdovende middelen, witwassen en de voorbereiding van moord.

Het heeft enige tijd geduurd voordat het GRIP kon rapporteren. Er moest informatie worden opgevraagd in Marokko, omdat klager had aangegeven dat de uitvoer van zijn identiteitsbewijs nodig was met het oog op lopende juridische procedures daar. Het GRIP heeft op 7 november 2022 per e-mail laten weten dat uit het onderzoek van het OM niet was gebleken dat klager een procedure heeft lopen in Marokko waarvoor hij zijn identiteitsbewijs zou moeten uitvoeren (om iemand te machtigen). De directeur heeft op 10 november 2022 de uitvoer van het identiteitsbewijs geweigerd.

De MDO-rapportage waarnaar klager verwijst, ziet op het aanvragen en ontvangen van een Marokkaans identiteitsbewijs. Daaruit blijkt geen verzoek om de uitvoer daarvan. Daarnaast is een in een MDO-verslag geuite wens niet relevant voor de beslistermijn van een vier maanden later ingediend verzoek.

De langere beslistermijn is vanwege het grensoverschrijdende karakter van het onderzoek niet onredelijk of onbillijk. Het onderzoek van het OM (waarover het GRIP heeft gerapporteerd) zag niet slechts op de vraag of er in Marokko een procedure tegen klager aanhangig is, maar ook op de vraag of het noodzakelijk is om zijn identiteitsbewijs uit te voeren om iemand te machtigen. Die conclusie wordt niet weersproken door het door klager overgelegde aanhoudingsbevel. Klager heeft nog altijd geen duidelijke onderbouwing gegeven van de noodzaak van het uitvoeren van zijn identiteitsbewijs.

 

3. De beoordeling

Klager heeft op 20 juli 2022 via een verzoekbriefje verzocht om zijn Marokkaanse identiteitsbewijs op 21 juli 2022 uit te voeren via zijn advocaat. Klager is diezelfde dag door het personeel geïnformeerd dat hij dit identiteitsbewijs vooralsnog niet mag overdragen aan zijn advocaat. Op 22 juli 2022 heeft de directeur klager schriftelijk medegedeeld dat advies is gevraagd aan het OM en het GRIP en daarop moet worden gewacht tot een definitief besluit kan worden genomen. Op 29 augustus 2022 heeft klagers raadsman aan de directeur gevraagd om te laten weten wanneer zal worden beslist. Op 6 september 2022 heeft de directeur gereageerd dat zal worden beslist na ontvangst van voormeld advies. Op 29 september 2022 heeft klagers raadsman de directeur weer verzocht om een beslissing te nemen. Op 4 oktober 2022 heeft klagers raadsman, namens klager, beklag ingesteld tegen de (fictieve) weigering om te beslissen op het verzoek. De directeur heeft uiteindelijk op 10 november 2022 (zestien weken na het indienen van het verzoek op 20 juli 2022) beslist, na op 7 november 2022 het advies van het GRIP te hebben ontvangen. Met betrekking tot laatstgenoemde beslissing is het de beroepscommissie ambtshalve bekend dat klager beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie over klagers beklag tegen deze afwijzende beslissing.

Ingevolge artikel 60, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan er worden geklaagd over een verzuim of weigering om te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, indien niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen.

Ten aanzien van de gevraagde beslissing op een verzoek om een identiteitsbewijs te mogen uitvoeren bestaat er geen wettelijke termijn. In zo’n geval kan een gedetineerde beklag indienen tegen een verzuim of weigering om te beslissen vanaf veertien dagen na het doen van het verzoek (RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA). Klager heeft op 4 oktober 2022 geklaagd over het verzuim of de weigering om te beslissen op zijn verzoek van 20 juli 2022. Gelet daarop is klager terecht ontvangen in zijn beklag en zal de beroepscommissie inhoudelijk oordelen of de directeur binnen een redelijke termijn heeft beslist.

Klager stelt dat de beslistermijn al in maart 2022 is gaan lopen omdat er tijdens een MDO van 24 maart 2022 al over de uitvoer van het Marokkaanse identiteitsbewijs is gesproken. Uit het MDO-advies van 24 maart 2022 volgt echter slechts dat klager een Marokkaanse identiteitskaart heeft die bij het consulaat klaarlag. Het consulaat zou een document komen afgeven. Het voorgaande gaat dus niet over klagers latere verzoek om zijn identiteitsbewijs uit te mogen voeren. De beslistermijn van dat verzoek is eerst gaan lopen op 20 juli 2022.

Klager heeft verzocht om zijn identiteitsbewijs te mogen uitvoeren om een advocaat te kunnen machtigen in een juridische procedure in Marokko. Het is niet onredelijk dat de directeur daarop het OM en het GRIP om advies heeft gevraagd. Dat de directeur wil voorkomen dat het identiteitsbewijs van klager buiten de inrichting komt en daar mogelijk misbruikt wordt, is ook niet onredelijk. Er moest daarom eerst onderzocht worden of het – zoals klager stelt – noodzakelijk was om zijn Marokkaanse identiteitsbewijs uit te voeren. Daarom zijn inlichtingen ingewonnen in Marokko bij de autoriteiten aldaar. Mede vanwege het grensoverschrijdende karakter van het onderzoek, heeft dat tijd gekost. Dit tijdsverloop kan de directeur niet worden tegenworpen, temeer omdat hij het GRIP meermaals heeft gevraagd om de stand van zaken van het onderzoek. Enkele dagen na ontvangst van het (negatieve) GRIP-advies heeft de directeur op klagers verzoek beslist. Nu niet is gebleken dat klagers verzoek van 20 juli 2022 een spoedeisend karakter had, heeft de directeur onder deze omstandigheden met zijn beslissing van 10 november 2022 binnen een redelijke termijn beslist. Van een verzuim of weigering om op het verzoek te beslissen, is daarom geen sprake.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 17 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. R. Raat, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door de secretaris.

 

 

            voorzitter

 

Naar boven