Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34174/GA, 1 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34174/GA 

           

Betreft  [klager]

Datum  1 september 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 7 juni 2023 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. M.A. van de Weerd, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn opvolgend raadsvrouw mr. J.A. Aaldijk en […], directeur Zorg en Behandeling van en psychiater bij het PPC Scheveningen, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Scheveningen, gehoord op de digitale zitting van 18 augustus 2023.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ondervindt geen psychische klachten. De psychiater heeft geen stoornis van de geestvermogens vastgesteld. De psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht (de onafhankelijk psychiater) beschrijft klager als helder en sociaal, niet als psychotisch. Daarnaast vormt klager geen gevaar voor zichzelf of voor anderen. Het toepassen van a-dwangbehandeling is dan ook allesbehalve noodzakelijk. De grove inbreuk die wordt gemaakt op klagers lichamelijke integriteit kan niet worden gerechtvaardigd.

De directeur heeft verder onvoldoende gemotiveerd waarom minder vergaande alternatieven niet volstaan. Naast motiverende gesprekken is er niets geprobeerd. Bij een individueel regime is het niet nodig dat ook nog medicatie wordt toegediend. Voorafgaand aan zijn plaatsing in het Pieter Baan Centrum verbleef klager in het PPC Scheveningen in een individueel regime, terwijl zich geen incidenten hadden voorgedaan en hij niet agressief was. Het personeel schrijft bewust dingen op die niet kloppen. Klager lijdt niet aan waanbeelden en gebruikt geen drugs. Het staat zwart op wit dat hij is gedrogeerd door bij hem methadon door zijn eten te doen. De drugs zijn zo in zijn urine terechtgekomen. Klager heeft last van afkickverschijnselen en heeft hulp nodig. Niet in de vorm van medicatie, maar van een integere omgeving. Daar ontbreekt het nu aan.

Door de toegediende medicatie ervaart hij onrust, verkrampte spieren en gaat zijn hoofd op slot. Hij kan zich niet goed verwoorden en raakt al vermoeid bij het uitvoeren van kleine taken. Op dit moment, nu hij verblijft in het Pieter Baan Centrum, wordt zijn medicatie afgebouwd. Hij vreest dat dit weer wordt tenietgedaan als hij terugkeert in het PPC Scheveningen.

 

Standpunt van de directeur

Gelet op de adviezen van de behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater, is het toepassen van a-dwangbehandeling noodzakelijk. Bij de totstandkoming van deze beslissing zijn niet alleen relevante incidenten betrokken, maar ook klagers voorgeschiedenis zoals zijn eerdere opname in het PPC in september 2022. In afstemming met de behandelend psychiater is in het Pieter Baan Centrum inderdaad begonnen met het afbouwen van de medicatie vanwege de bijwerkingen die klager hiervan ervaart. Bij hem is nu een verbetering te zien in zijn toestandsbeeld. Dit doet verder niet af aan het feit dat bij hem sprake is van gevaar dat voortkomt uit zijn stoornis.

De bestreden beslissing voldoet verder aan het subsidiariteitsvereiste. Eerder is plaatsing op een afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG-afdeling) geprobeerd, evenals een plaatsing in een inrichting waar wordt gewerkt met een andere bejegening. Dit leidde niet tot vermindering van incidenten. Het slagen van psychotherapie is afhankelijk van de motivatie van klager zelf, maar hij staat voor dergelijke therapie niet open. Het behandelteam geeft aan dat medicatie noodzakelijk is in het belang van een goede behandelrelatie. Er is toen in de eerste plaats langdurig ingezet op klagers vrijwillige medewerking, maar dit bood geen oplossing.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager (in de vorm van een samenvatting van klagers behandelingsplan) en van een onafhankelijk psychiater. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Volgens de psychiaters is bij klager sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en psychopathische kenmerken. Hij is bekend met impuls- en emotie-/agressieregulatieproblemen en in wisselende mate is sprake van een paranoïde psychose met een vergiftigingswaan.

Vanwege deze stoornis is sprake van een gevaar voor klager zelf (zelfbeschadiging en maatschappelijke teloorgang). De behandelend psychiater geeft in de samenvatting van klagers behandelplan aan dat klager meermaals heeft gedreigd met suïcide en eerder kort in hongerstaking is geweest. Ook leest de beroepscommissie over ontwrichtend en manipulatief gedrag op de afdelingen waar klager verblijft of heeft verbleven richting zowel medegedetineerden als het personeel, waardoor begeleiding in groepsverband niet mogelijk is en zijn resocialisatie in het geding komt. Klagers gedrag heeft er eveneens toe geleid dat hij agressie van anderen oproept. Voorts is meerdere keren sprake geweest van (dreiging met) agressie richting personeel en medegedetineerden. In de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel en in het PPC Scheveningen zijn in klagers cel potentiële steekwapens aangetroffen.

Klager betwist dat hij een stoornis heeft waar gevaar uit voortkomt. De beroepscommissie heeft echter, gelet op de inhoud van het dossier en wat ter zitting is besproken, geen reden om te twijfelen aan het oordeel dat de psychiaters hebben gevormd over klagers toestandsbeeld. Het feit dat bij hem ziektebesef en ziekte-inzicht ontbreekt, past bij dit beeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit de bij hem geconstateerde stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

Verder acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Het behandelteam heeft tevergeefs geprobeerd om klager de hem voorgeschreven medicatie vrijwillig te laten innemen, maar hij heeft dit geweigerd. Anders dan klagers raadsvrouw stelt, zijn gedurende een langere periode andere, minder vergaande alternatieven beproefd. Op de Extra Zorgvoorziening in de PI Krimpen aan de IJssel, in het gemeenschapsregime in het PPC Scheveningen (9 augustus 2022 tot 9 september 2022) en op een BPG-afdeling van de

PI Vught (tot 16 februari 2023) lukte het vanwege klagers gesteldheid onvoldoende om tot begeleiding en behandeling te komen. Als hij zijn medicatie niet inneemt, is begeleiding in een individueel regime de enige optie. Ook dit biedt hem, gezien het nog steeds bestaande toestandsbeeld, onvoldoende soelaas, nog los van het feit dat plaatsing in een individueel regime redelijkerwijs niet kan worden gezien als een oplossing voor de langere termijn. Het is daarom noodzakelijk dat klager de benodigde medicatie krijgt toegediend. Het is hiervan de verwachting dat de bij hem aanwezige achterdocht, agitatie en dysforie verminderen. Dat komt ten goede aan de behandelrelatie, waardoor behandeling in de vorm van therapie eventueel in beeld zou kunnen komen.

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 1 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en drs. U.A. Breedijk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris         voorzitter

Naar boven