Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33483/GA, 30 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33483/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 30 oktober 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het niet doorgaan van zijn bezoek via Beeldbellen Justitiabelen op 4 februari 2023 (AE 2023/243);

b.         het handelen van (het personeel van) de inrichting op 4 maart 2023 (AE 2023/265);

c.         een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het niet opvolgen van instructies van het personeel en het vertonen van (fysiek) agressief gedrag jegens het personeel, ingaande op 4 maart 2023 (AE 2023/266);

d.         het niet mogen luchten op 4 maart 2023 (AE 2023/267);

e.         de overplaatsing van de locatie Eikenlaan naar de locatie Maatschapslaan van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn op 9 maart 2023 (AE 2023/268);

f.          de wijze van de uitvoering van de overplaatsing naar de locatie Maatschapslaan, waardoor een aantal goederen van hem is achtergebleven in de locatie Eikenlaan (AE 2023/269).

De beklagcommissie bij PI Alphen heeft op 6 april 2023 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. C.M. Emeis, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Met betrekking tot het beklag onder a. had klager wel degelijk tijdig een bezoekformulier ingediend. De directeur heeft dat weersproken, maar niets overgelegd waaruit de te late indiening blijkt. Voorts had klager altijd digitaal bezoek. Toen het personeel hem desondanks de gelegenheid gaf om bezoek in te plannen, had het personeel geen regulier, maar digitaal bezoek moeten inplannen.

Met betrekking tot de klachten b. tot en met f. was (en is) het aan de directeur om middels camerabeelden te laten zien dat klager degene was die agressief was en in feite de beslissingen waartegen is geklaagd aan zichzelf had te danken. De directeur heeft klagers verhaal omtrent de aanleiding van de gebeurtenissen, te weten het feit dat hij een pan op zijn cel had, bevestigd. De meningen lopen uiteen over wat er vervolgens precies is gebeurd. Zelfs als moet worden erkend dat klager de instructies van het personeel ten aanzien van het inleveren van de pan niet heeft opgevolgd, dan was het gedrag van het betrokken personeel nog steeds disproportioneel te noemen. Met het in de beklagfase ingediende verzoek om camerabeelden is zowel door de directeur als door de beklagcommissie niets gedaan. Het verzoek is, zowel aan de directeur als aan de beroepscommissie, om de camerabeelden van het betreffende incident op 4 maart 2023 alsnog veilig te stellen en aan het dossier toe te voegen.

Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen in de beklagprocedure is aangevoerd.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

 

3. De beoordeling

Namens klager is verzocht om de camerabeelden van het incident op 4 maart 2023 aan het dossier te laten toevoegen. De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken het belang onderstreept dat camerabeelden worden bewaard voor een lopende beklag- en beroepsprocedure. Het is de beroepscommissie niet bekend of de verzochte camerabeelden (nog) beschikbaar zijn. Niettemin kan op grond van de overgelegde stukken en de hierin beschreven feiten en omstandigheden worden beoordeeld of klager verantwoordelijk is voor de hem verweten gedraging(en). De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken dan ook voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

Beklag onder a., c., d. en f.

Op basis van de stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie de klachten terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.

 

Beklag onder b.

De directeur heeft te kennen gegeven dat een personeelslid op 4 maart 2023 een pan van klagers cel wilde halen. Volgens het afdelingshoofd was het niet toegestaan dat klager de desbetreffende pan mee naar zijn cel had genomen. Klager wilde de pan niet teruggeven, waarop het personeelslid de pan zelf heeft gepakt. Klager heeft daarop zijn celdeur geblokkeerd. Twee collega’s van het personeelslid zijn op dat moment bijgesprongen, zodat het personeelslid met de pan klagers cel kon verlaten. Klager is daarop achter het personeelslid aangelopen en heeft hem een duw gegeven. Met gepaste dwang is klager door het personeelslid en zijn twee collega’s teruggebracht naar zijn cel. Klager heeft daarentegen te kennen gegeven dat hij de pan al vier maanden in zijn bezit had en dat dit algemeen bekend was bij het personeel. Toen het personeelslid de pan wilde meenemen, heeft klager de pan vastgepakt. Daarop zijn ze samen de cel uit bewogen en heeft het personeelslid klager bij de keel gepakt.

De beroepscommissie begrijpt uit de toelichting in het klaagschrift en het verhandelde ter beklagzitting dat het beklag enerzijds betrekking heeft op de inname van de pan op klagers cel en anderzijds op het bij de keel grijpen van klager door een personeelslid. De beklagcommissie heeft het beklag evenwel opgevat als te zijn gericht tegen de dwang die het personeel heeft toegepast bij het begeleiden van klager naar zijn cel, hetgeen heeft plaatsgevonden ná voornoemd incident tussen klager en het personeelslid. Nu de beklagcommissie niet op het bedoelde beklag heeft beslist, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

Met betrekking tot de inname van de pan op klagers cel overweegt de beroepscommissie dat in paragraaf 4.5.1.2. van de huisregels van de PI Alphen (‘Toegestane voorwerpen’) is bepaald dat een gedetineerde twee pannen met een maximale doorsnede van 28 centimeter op cel mag hebben, mits de gedetineerde op een afdeling met een eigen keuken verblijft en toestemming heeft gekregen van het afdelingshoofd. Wat er verder ook zij van klagers stelling dat hij de pan reeds enkele maanden in zijn bezit had op cel, uit de inlichtingen van de directeur valt af te leiden dat het afdelingshoofd hier geen toestemming voor had gegeven. Het bezit van de bedoelde pan op cel was op grond van de huisregels dan ook niet toegestaan. Nu klager zich beklaagt over (de concrete toepassing van) een algemene in de inrichting geldende regel, die niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving, zal de beroepscommissie klager in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Met betrekking tot het (vermeend) bij de keel zijn gegrepen door een personeelslid, overweegt de beroepscommissie als volgt. Tegen het handelen van een personeelslid kan alleen beklag worden ingesteld als sprake is van een beklag met voldoende belang voor de gedetineerde. Daarvan is in beginsel slechts sprake wanneer de directeur volgens de gedetineerde jegens hem “structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 76). 

Het bij de keel grijpen door een personeelslid kan geen structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur zijn. Het gaat hier om bejegening (eerder werd dergelijk handelen ook wel ‘puur feitelijk handelen’ genoemd). Daartegen kan volgens vaste jurisprudentie niet worden geklaagd. De beroepscommissie zal klager daarom ook in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

Beklag onder e.

De beroepscommissie heeft in RSJ 30 juni 2023, 22/27468/GA, overwogen dat een overplaatsing tussen de locaties Eikenlaan en Maatschapslaan dient te worden aangemerkt als een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting. In geval de directeur een beslissing neemt tot een overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan hoort de directeur de gedetineerde, ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), alvorens zijn beslissing te nemen. Het horen kan volgens artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur van voornoemde beslissing de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling.

De directeur heeft enkel te kennen gegeven dat de beslissing tot overplaatsing naar de locatie Maatschapslaan bevoegd is genomen en niet voorafgaand en schriftelijk kenbaar behoefde te worden gemaakt aan klager en dat – zo begrijpt de beroepscommissie – het voorstelbaar is dat een collega van de directeur klager heeft overgeplaatst, omdat klager (reeds) veertien schriftelijke verslagen waren aangezegd. Hoewel de beroepscommissie zich hierbij iets kan voorstellen, mede met het oog op het recente incident daarvoor van 4 maart 2023, is hiermee en bij gebrek aan een met redenen omklede, schriftelijke mededeling nog niet duidelijk wat de exacte reden voor klagers overplaatsing naar de locatie Maatschapslaan vormde. Voorts is klager niet gehoord, terwijl niet is gebleken van een geldige reden die een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigde.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de beslissing van de directeur, gelet op het voorgaande, onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu het de beroepscommissie ambtshalve bekend is dat klager niet meer in de PI Alphen verblijft, zal zij de directeur niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. Zij ziet wel aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toekennen. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake het beklag onder b. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder e. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Deze uitspraak is op 30 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven