Nummer 23/32904/GA
Betreft [klager]
Datum 4 oktober 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om klager te ontslaan uit zijn ‘plusbaan’, als klager niet naar afdeling C verhuist.
De beklagcommissie bij de PI Dordrecht heeft op 29 maart 2023 het beklag gegrond verklaard en overwogen dat het, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, zal bepalen of enige tegemoetkoming aan klager is geboden (PD-2023-103). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft namens de PI Dordrecht […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en […], plaatsvervangend afdelingshoofd arbeid, en klager gehoord op de zitting van 21 juli 2023 in de PI Vught.
Dr. mr. R.S.T. Gaarthuis, lid bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Primair wordt verzocht de klacht niet-ontvankelijk te verklaren omdat sprake is van een algemene maatregel. Subsidiair wordt verzocht de uitspraak te vernietigen en het beroep alsnog gegrond te verklaren.
In januari 2023 is de afdeling Werk en Re-integratie (afdeling C) opgericht waar gedetineerden verblijven met een plusbaan. Er is nagedacht over het personeelsbestand, het dagprogramma, logistiek, efficiency, overzicht en tijd- en geldbesparing. Vanwege deze factoren was het nodig de plusbanen te centreren op één afdeling. Voor de afdeling is speciaal (gemotiveerd) personeel geworven, dat een combinatiefunctie vervult van penitentiair inrichtingsmedewerker en arbeidsmedewerker. Indien de plusbanen niet worden gecentreerd, moet dit personeel over alle afdelingen worden verspreid. Ook is het niet mogelijk om alle gedetineerden met plusbanen over verschillende afdelingen hetzelfde dagprogramma aan te bieden, nu deze gedetineerden meer uren werken en meer avondprogramma krijgen. Ten slotte speelt ook het veiligheidsaspect een rol, nu gedetineerden met plusbanen meer verantwoordelijkheden en vrijheden hebben. Afdeling C is momenteel de meest veilige afdeling waar de minste contrabande wordt aangetroffen.
Op 22 oktober 2022 zijn alle gedetineerden middels een memo geïnformeerd over afdeling C en de hieraan verbonden voorwaarden. Om in aanmerking te komen voor deze afdeling moeten gedetineerden solliciteren. Op afdeling C is plaats voor dertig gedetineerden. Gedetineerden krijgen meer uren aangeboden dan in het wettelijke plusprogramma. Het programma van de afdeling is aan de gedetineerden voorgelegd. Op de afdeling verblijven gedetineerden die werken aan hun re-integratiedoelen en/of die een zinvolle dagbesteding willen. De verdeling tussen kort- en langgestraften is gelijk. Ook langgestraften kunnen nu al een vak leren of diploma halen.
Uit de notulen van het gesprek van de gedetineerdencommissie (Gedeco) – waar klager kennis van kon nemen – en het gesprek met het hoofd en plaatsvervangend hoofd van de arbeid blijkt dat klager op de hoogte was van de plannen van de verhuizing. Klager heeft in november 2022 nogmaals hierover gesproken met twee medewerkers van afdeling C. Een afbouwregeling is voorgesteld, maar was niet bespreekbaar. Omdat klager niet naar afdeling C wilde verhuizen, na de start daarvan in januari 2023, hebben in de loop van de maanden januari en februari 2023 meerdere gesprekken met klager plaatsgevonden. Op 7 februari 2023 is klager een brief overhandigd waarin hem nogmaals wordt uitgelegd dat alle gedetineerden die aanmerking komen voor een plusbaan dienen te verhuizen naar afdeling C. Klagers plusbaan wordt hem aldus niet ontnomen, maar voor de continuering hiervan moet hij verhuizen naar afdeling C.
In de overgangsperiode is per geval bekeken of overplaatsing naar afdeling C van invloed zou zijn op trainingen die de betreffende gedetineerde volgt, zijn re-integratiedoelen, gemaakte afspraken en detentieverloop. Op vier gedetineerden na, waaronder klager, zijn alle gedetineerden met een plusbaan naar afdeling C verhuisd. Ten aanzien van één gedetineerde is een uitzondering gemaakt, omdat deze gedetineerde een (barista-)opleiding volgde en zijn straf binnen afzienbare tijd afliep. Er waren externe partijen mee gemoeid en er was een investering gemaakt. Ook waren aan deze gedetineerde al verloven toegekend. In klagers geval is er geen sprake van een zogeheten ‘sterfhuisconstructie’, omdat hij geen einddatum van detentie heeft. Een uitzondering voor klager maken zou precedentwerking scheppen. Een ‘sterfhuisconstructie’ voor al deze gedetineerden was bovendien niet mogelijk, omdat dan geen gedetineerde naar afdeling C had willen verhuizen. De verhuizing van een andere (levenslang gestrafte) gedetineerde is bevroren naar aanleiding van het toegewezen schorsingsverzoek in (onder andere) de onderhavige zaak.
Klagers belangen wegen niet zwaar genoeg ten opzichte van de belangen van de inrichting. Klagers verwijzing naar jurisprudentie gaat niet op, nu hij niet wordt gedegradeerd. Het gaat hem niet alleen om het verblijf op de afdeling, maar ook om de zespersoonscel waar hij met een vaste groep gedetineerden verblijft. Een verhuizing naar afdeling C schaadt op geen enkele wijze het belang van klager. Hij zou op afdeling C dezelfde werkzaamheden verrichten als op zijn huidige afdeling, met behoud van hetzelfde loon, en krijgt zelfs uitbreiding op het dagprogramma en een scala aan faciliteiten. Klager zou wel van een zespersoons- naar een eenpersoonscel moeten verhuizen, omdat de (enige) zespersoonscel op afdeling C vol is.
De uitspraak lijkt detournement de pouvoir nu klagers beklag samen met de klachten van twee medegedetineerden ter zitting van de beklagcommissie is behandeld, waarvan een medegedetineerde zijn positie als Gedeco-lid gebruikt om zijn eigen grieven en belangen op de agenda te zetten van het Gedeco-overleg. Dit wordt gesterkt door het contact van die gedetineerde met de voorzitter van de beklagcommissie. Dit onderwerp is blijkbaar meerdere keren buiten de Gedeco-vergadering besproken.
Standpunt van klager
Klager werkt bij de huisdienst in de schoonmaak. Hij verblijft op een zespersoonscel met een leuke groep. Zij koken en eten samen. Hij vindt daar rust. Klager heeft de verschillen tussen afdeling C en zijn huidige afdeling afgewogen en hij wil op zijn huidige afdeling blijven. Klager heeft geen behoefte aan wat afdeling C heeft te bieden, namelijk extra programma. Op zijn huidige afdeling krijgt hij ook al een uitgebreid programma. Op afdeling C kan hij niet naar een zespersoonscel. Klager begrijpt niet dat medegedetineerden wel zijn uitgezonderd en klager niet. Hij doet zijn best en heeft nooit geklaagd.
Afdeling C was in beginsel een re-integratieafdeling. Dit betekent dat gedetineerden steeds de afdeling verlaten om naar huis te gaan. Klager heeft nog vier jaar gevangenisstraf te gaan en vindt het dus niet fijn om op een afdeling te blijven met gedetineerden die steeds weggaan. Nu worden op die afdeling ook gedetineerden geplaatst die nog jaren aan straf moeten ondergaan. Dat strookt niet met de opzet van die afdeling. Op klagers huidige afdeling verblijven meerdere langgestraften. Daarnaast wordt er gesproken over logistiek en efficiency, maar worden alle gedetineerden op die afdeling tweemaal per dag door een metaaldetector gecontroleerd en worden zij begeleid naar hun werkbespreking. Ook zijn op afdeling C al meermalen vanwege falend beleid grote hoeveelheden contrabande aangetroffen. Klager heeft hier geen behoefte aan en wil zijn werk in rust naar behoren kunnen doen.
3. De beoordeling
Voor zover door de directeur is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie, te weten dat sprake zou zijn van een schending van het verbod op détournement de pouvoir, gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
De ontvankelijkheid van klager in het beklag
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie klager op juiste gronden ontvangen in zijn beklag. De beslissing van de directeur om alle gedetineerden die een plusbaan vervullen te plaatsen op afdeling C kan worden aangemerkt als een voor alle gedetineerden geldende algemene regel. Hiertegen staat in beginsel geen beklag open. Klager is niet akkoord gegaan met een overplaatsing naar afdeling C. Hij heeft op 7 februari 2023 een (aan hem aangeschreven) brief van de directeur ontvangen waarin hem ontslag werd aangezegd als hij niet voor 21 februari 2023 naar afdeling C zou verhuizen. Klager heeft hiertegen beklag ingesteld.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een jegens klager genomen (individuele) beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) beklag openstaat. Klager kan dan ook worden ontvangen in zijn beklag.
De inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken in het dossier volgt dat op 22 oktober 2022 een memo onder de gedetineerden is verspreid met daarin de mededeling dat – kort samengevat – alle plusbanen per 2 januari 2023 zouden worden gecentreerd op afdeling C, welke afdeling zich zou gaan richten op arbeid en re-integratie. Vervolgens ontving klager op 7 februari 2023 een brief waarin hij werd geïnformeerd over het stoppen van zijn plusbaan op de huidige afdeling en waarin hem de mogelijkheid werd geboden om binnen veertien dagen na voornoemde datum alsnog – met behoud van zijn plusbaan – te verhuizen naar afdeling C. Omdat klager het hier niet mee eens was – hij wilde immers op zijn huidige afdeling verblijven met behoud van zijn plusbaan – heeft hij hiertegen beklag ingesteld.
De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of de beslissing van de directeur om klager uit zijn plusbaan te ontslaan indien hij niet naar afdeling C verhuist, redelijk en billijk is. Daartoe overweegt de beroepscommissie als volgt.
Voorop gesteld wordt dat de door klager aangedragen redenen om niet naar afdeling C te willen verhuizen, zonder meer invoelbaar zijn. Toch heeft de directeur, naar het oordeel van de beroepscommissie, een voldoende zorgvuldige belangenafweging gemaakt, waarbij de individuele belangen van klager bij het behoud van zijn plusbaan op zijn huidige afdeling zijn afgewogen tegen het belang van het centreren van de plusbanen op een (andere) afdeling. De beroepscommissie betrekt bij haar oordeel dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de toelichting van de directeur dat klager tijdig over (de nieuwe werkwijze op) afdeling C is geïnformeerd en dat, zowel na het verspreiden van de memo als nadat klager te kennen had gegeven niet naar afdeling C overgeplaatst te willen worden, gesprekken met hem daarover hebben plaatsgevonden. Voorts is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klagers situatie niet vergelijkbaar is met de situatie van de gedetineerde bij wie het nieuwe beleid, als uitzondering en om specifieke redenen, niet van toepassing was. Bij klager kan namelijk geen sprake zijn van een ‘sterfhuisconstructie’. De directeur heeft toegelicht dat het niet langer mogelijk is om de plusbanen over verschillende afdelingen te verspreiden, omwille van de inzet van het personeel, dagprogramma van de gedetineerden en vanwege veiligheidsredenen.
Ten slotte overweegt de beroepscommissie dat klager niet in zijn belangen wordt geschaad in geval van een overplaatsing naar afdeling C, anders dan dat hij zijn huidige (vertrouwde) plek verliest. Dat op afdeling C sprake zou zijn van (onrust door) het aantreffen van grote hoeveelheden contrabande (waaronder drugs) is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden. Klager kan op afdeling C zijn plusbaan blijven uitoefenen en krijgt daarnaast een uitgebreider dagprogramma aangeboden. Afdeling C is blijkens de toelichting van de directeur niet enkel bedoeld voor gedetineerden met uitzicht op re-integratie, maar ook voor gedetineerden die een zinvolle dagbesteding willen hebben.
Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 4 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter