Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0761/GA, 6 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/761/GA

betreft: [klager] datum: 6 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Ppw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 18 maart 2008 van de beklagcommissie bij gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2008, gehouden in de locatie De Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord de raadsman van klaagster, mr. A.P. Visser en [...], unit-directeur van de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle. Klaagster heeft geen
gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlengingen van de ordemaatregel tot uitsluiting van activiteiten met ingang van 26 november 2007, 10 december 2007 en 4 februari 2008, telkens voor de duur van veertien dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het door de directeur genoemde incident in de andere inrichting was niet zo ernstig dat het tot vervolging heeft geleid. De raadsman acht de onderhavige gang van zaken onaanvaardbaar. De beklagcommissie heeft in een beslissing van 27 augustus 2007 de
verlenging van de maatregel per 29 juni 2007 reeds gegrond verklaard. Het daartegen ingestelde beroep is door de Raad op 20 november 2007 ongegrond verklaard. Het beklag in een soortgelijke zaak is op 18 maart 2008 gegrond verklaard. In ieder geval
zijn
de verlengingen van de afzonderingsmaatregel na september 2007 onrechtmatig geweest.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van een ernstig incident in een andere inrichting achtte de selectiefunctionaris klaagster beperkt gemeenschapgeschikt. Klaagster is toen in de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle met een regime van algehele gemeenschap geplaatst.
Gelet op het oordeel van de selectiefunctionaris dat klaagster slechts beperkt gemeenschapgeschikt was, ontstond toen een probleem. Dat probleem vloeit voort uit wat kortweg omschreven kan worden als agressieregulatieproblematiek en een gebrek aan
inzicht in die problematiek bij klaagster. Er zijn geen vrouweninrichtingen met een regime van beperkte gemeenschap. Er is voor gekozen om klaagster een maatregel op te leggen en deze uiteindelijke vele malen te verlengen. Dit heeft geduurd van juni
2007 tot maart 2008. De directeur is niet gelukkig met deze gang van zaken. In ieder geval was verruiming van het regime aangewezen tot een maand of vijf.
Thans functioneert klaagster normaal op de reguliere afdeling. Zij doet mee aan alle activiteiten.

3. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt dat de inrichting werd geconfronteerd met de overplaatsing van klaagster naar de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle, terwijl door de selectiefunctionaris werd aangegeven dat klaagster niet geschikt was voor het in de
inrichting geldende regime van algehele gemeenschap. Gelet op de agressieregulatieproblematiek bij klaagster en het gebrekkige inzicht in die problematiek is het opleggen van een ordemaatregel alsmede verlenging daarvan niet onredelijk of onbillijk. In
dit geval heeft de maatregel gegolden van in ieder geval 14 juni 2007 tot in ieder geval 26 maart 2008 en daarmee tenminste een periode van ongeveer negen maanden. Vooropgesteld moet worden dat in het systeem van de Pbw ordemaatregelen niet bedoeld
zijn
om de facto een structureel regime tot stand te brengen. De beroepscommissie begrijpt het standpunt van de directeur ook in dezelfde zin nu hij impliciet aangeeft dat de hier aan de orde zijnde verlengingen niet meer aangewezen waren. Daarbij wordt
allereerst nog in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat de verlenging is geschied op basis van een belangenafweging waarbij tevens in aanmerking is genomen hetgeen door klaagster in het kader van het horen naar voren is gebracht. Voorts is in
aanmerking genomen dat uit de stukken of hetgeen de directeur verklaard heeft op geen enkele wijze naar voren is gekomen dat, nadat de maatregel enkele malen was verlengd er (bijvoorbeeld in overleg met de inrichtingspsycholoog) gezocht is naar, of met
klaagster en/of haar raadsman overleg is gevoerd over alternatieven waarbij de beroepscommissie zich overigens ten volle realiseert dat die alternatieven, in het onderhavige geval niet eenvoudig te realiseren zijn. Echter, op zijn minst had dit in het
geval van klaagster (aan wie naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd) voor de hand gelegen gelet op de agressieproblematiek, het ontbreken van inzicht daarin en het daarmee samenhangende
ontbreken van behandelmotivatie. Voor wat betreft dit laatste komt uit de stukken vooral naar voren dat het ontbreken van motivatie tot het volgen van een behandeling bij klaagster in het bijzonder heeft geleid tot het telkens verlengen van de
maatregel. Uit de stukken blijkt verder dat de inrichtingspsycholoog weliswaar persoonlijk contact met klaagster heeft gehad, maar dat het hier een contact betreft na de hier aan de orde zijnde verlenging van maart 2008. Op 3 april 2008 heeft een
gesprek met de psycholoog plaatsgevonden. De beroepscommissie acht het beklag gegrond en zal aan klaagster in verband met de hier aan de orde zijnde verlengingen van de maatregel een tegemoetkoming toekennen van € 315,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 315,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 6 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven