Nummer 23/34328/TA
Betreft [klager]
Datum 4 september 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Het hoofd van FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 13 juni 2023 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 16b, aanhef en onder a, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.
Klagers raadsman, mr. J. Boksem, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 18 augustus 2023. Klager heeft kenbaar gemaakt dat hij tijdens de zitting niet wenst te worden bijgestaan door mr. J. Boksem en zelf het woord zal voeren.
Mr. J. Boksem is wel als toehoorder aanwezig gebleven.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is het niet eens met de dwangbehandeling. Dwangbehandeling kan alleen als ‘uiterst middel’ worden ingezet. Daarvan is (nog) geen sprake, aangezien andere middelen niet zijn geprobeerd. Ook is niet aannemelijk geworden dat zonder de dwangbehandeling het gevaar dat de psychische stoornis doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
In de loop van 2023 zou op bepaalde momenten een negatieve gedragsverandering zijn waargenomen. Deze verandering wordt door de instelling toegeschreven aan het beëindigen van de dwangmedicatie in oktober 2022. Parallel daaraan zou de zelfzorg achteruit zijn gegaan, maar er is geen sprake van fysiek grensoverschrijdend gedrag. In de nadere toelichting op de maatregel wordt verder aangegeven dat het ontremde en belerende gedrag toeneemt rondom de verlengingszitting en het hoger beroep. Daarmee wordt aannemelijk dat de gedragsveranderingen niet in causaal verband staan tot het stoppen van de medicatie in 2022, maar samenhangen met de spanning en druk die voortkomen uit externe factoren zoals de verlengingszitting en het hoger beroep daarvan. Dit zijn levensbeslissende gebeurtenissen voor klager. Het ligt voor de hand dat de zittingen de nodige spanningen met zich meebrengen.
Ook heeft klager meerdere keren aangegeven klachten te ervaren als gevolg van de bijwerkingen van de destijds toegediende medicatie. Dit onderwerp is meermaals ter sprake gekomen tijdens evaluaties en heeft in juni 2022 geleid tot een verlaging van de dosering en in oktober 2022 zelfs tot de beëindiging van het toedienen van medicatie. Klager heeft ook meermaals aangegeven hartklachten te ervaren, waarvoor hij in augustus 2022 is doorverwezen naar een cardioloog. Daarnaast heeft klager grote bezwaren tegen het gebruik van chemische stoffen. Hij heeft een biologische en veganistische levensstijl om zo gezond mogelijk te leven. Klager is ervan overtuigd dat het toedienen van chemische stoffen in zijn lichaam zijn gezondheid ondermijnt.
Voorts dient acht te worden geslagen op de proportionaliteit van de a-dwangbehandeling. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht om te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een instelling moet verblijven. In dat verband wordt erop gewezen dat klager is veroordeeld tot tbs met dwangverpleging voor een maximale duur van vier jaren. Klager moet hiervan nog anderhalf jaar ‘uitzitten’. Klager meent dat hij op dit moment voldoende stabiel functioneert en geen gevaar vormt voor zichzelf of voor anderen. De dwangbehandeling is in zijn beleving niet noodzakelijk en heeft (uiteindelijk) een negatieve invloed op zijn fysieke en mentale functioneren en welzijn.
Ter zitting heeft klager nogmaals benadrukt dat hij het niet eens is met de dwangbehandeling. Hij vindt antipsychotica vergif en vindt het een waanidee dat de toediening ervan zou leiden tot verbetering van de psyche. Daarnaast doen de psychiaters van de instelling aan eigenrichting.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling verwijst voor de onderbouwing van de bestreden a-dwangbehandeling naar de schriftelijke mededeling daarvan, het verslag van klagers behandelend psychiater, het verslag van een niet rechtstreeks bij de behandeling betrokken psychiater en de aanvulling op klagers behandelplan.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c, in verbinding met artikel 16b, aanhef en onder a, van de Bvt kan het hoofd van de instelling beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de verpleegde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht om te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een instelling moet verblijven. Er hoeft geen sprake te zijn van (dreigend) onmiddellijk gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 26 van de Bvt en artikel 16b, onder b, van de Bvt.
Het hoofd van de instelling heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. Het hoofd van de instelling heeft deze verklaringen overgelegd. De verklaringen voldoen aan de vereisten van artikel 16c, tweede lid, van de Bvt. Daarnaast heeft het hoofd van de instelling het deel van klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een a dwangbehandeling toe te passen.
Uit de door het hoofd van de instelling verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren. Bij klager is sprake van een waanstoornis, waarbij ook schizofrenie en een psychotische stoornis als gevolg van een somatische aandoening overwogen worden. Klager heeft meerdere herseninfarcten gehad. Naast achterdochtige overtuigingen is sprake van grootheidsideeën, formele denkstoornissen, een hoge mate van rigiditeit in het denken en emotieregulatieproblemen, die met name zichtbaar worden als klager wordt tegengesproken in zijn opvattingen. Hij kan dan verbaal (zeer) snel ontvlammen, geagiteerd raken en de ander hautain en denigrerend bejegenen, waarin hij grenzeloos is, geen rekening houdt met de ander en geen mogelijkheid heeft zichzelf te beheersen.
Er heeft eerder een a-dwangbehandeling met aripiprazol plaatsgevonden. Na de start van de a-dwangbehandeling op 10 februari 2022 werd een afname gezien van overlastgevend en ontwrichtend gedrag op de afdeling, was klager beter en milder in het contact en was er een verbetering in de samenwerking zichtbaar. Na enige tijd is de dosering van het antipsychoticum verlaagd vanwege door klager ervaren bijwerkingen, waarna de ontremming en het storende gedrag weer toenamen. De a-dwangbehandeling is per 19 oktober 2022 uit medische zorgvuldigheid beëindigd in verband met klagers zeer hoge bloeddruk en de noodzakelijke onderzoeken naar de achtergrond daarvan. In de eerste maanden na het staken van de dwangmedicatie was er, hoewel klagers psychotische overtuigingen onverminderd aanwezig waren, nog geen sprake van dermate opdringerig, belerend en schofferend gedrag dat afzondering noodzakelijk werd geacht. Klager liet zich nog in voldoende mate aanspreken en begrenzen. In de loop van 2023 verslechterde het psychiatrisch beeld echter aanzienlijk, nam het ontremde en belerende gedrag verder toe en ging klagers zelfzorg achteruit. Hij werkte niet mee aan niet-medicamenteuze behandelingen. Klager was steeds minder in contact en zijn houding werd gaandeweg norser, feller en grimmiger. Ook liet hij zich niet begrenzen. Klager kwam verwilderd en steeds onverzorgder over en gevreesd werd dat, zelfs in een klinische setting, er sprake zou zijn van een verdere teloorgang. Klager is dan ook dringend en meermaals geadviseerd om de medicamenteuze behandeling met antipsychotica te hervatten, maar dit weigert hij tot op heden stellig. Hij heeft geen ziektebesef en -inzicht. Hij is ervan overtuigd dat hij vergiftigd wordt door de antipsychotica. Eerdere
niet-medicamenteuze behandelingen hebben geen evident effect gehad. Een medicamenteuze behandeling met antipsychotica is de enige behandelmogelijkheid. De cardioloog ziet op basis van gedane diagnostiek geen aanleiding om de herstart van een antipsychoticum als
contra-geïndiceerd te beschouwen. Na intercollegiaal overleg en na consultatie van klagers behandelend cardioloog is besloten om over te gaan op een a-dwangbehandeling met haloperidol in depotvorm. De a-dwangbehandeling wordt noodzakelijk geacht om zowel verbaal als fysiek grensoverschrijdend gedrag af te wenden, daarmee een langdurige afzondering te voorkomen en tot enige vorm van behandeling en resocialisatie te kunnen komen nu klager gemaximeerde tbs heeft tot 1 december 2024. Indien klagers psychiatrisch beeld verbetert, kan te zijner tijd mogelijk worden toegewerkt naar een vervolgkader en
-voorziening met minder stringente beperkingen. De eerdere medicamenteuze behandeling met antipsychotica heeft de gedragsproblemen en verpleegbaarheid van klager positief beïnvloed, hoewel het klagers psychotische overtuigingen niet wegnam en het ziektebesef afwezig bleef.
Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit de bij hem vastgestelde psychische stoornis gevaar veroorzaakt en dat dat gevaar, zonder een geneeskundige behandeling, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 4 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en drs. U.A. Breedijk, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
secretaris voorzitter