Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31934/GA, 8 december 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31934/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    8 december 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 26 oktober 2022 zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 31 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/001367). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers gemachtigde, […], heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wordt geconfronteerd met algemene informatie, die niet specifiek ziet op klager en zijn situatie in detentie. Klager gaat inmiddels al bijna vier jaar gebukt onder deze maatregelen. Het betreft een opsomming van algemene informatie die meer specifiek ziet op de zaak waarin klager als verdachte is aangemerkt, dan actuele informatie waaruit de noodzaak tot het opleggen van deze maatregelen kan blijken. Er is geen nieuwe informatie. Gelet op het verstrijken van de tijd en de periode dat klager reeds geconfronteerd wordt met deze vrijheidsbeperkende maatregelen dient de informatie die leidt tot oplegging van de maatregelen kritischer beoordeeld te worden (of deze actueel, betrouwbaar en concreet is).
 
Uit de jurisprudentie van de RSJ volgt dat meer is vereist dan een impliciete belangenafweging. Voor klager dient voldoende kenbaar te zijn hoe de directeur tot zijn beslissing is gekomen. De bestreden beslissing voldoet hieraan niet. 

Gelet op het verstrijken van de tijd behoren de belangen die klager heeft bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van zijn voorlopige hechtenis zwaarder te wegen dan het belang dat de toezichthoudende maatregelen thans hebben. Van een dergelijke individuele belangenafweging is in het onderhavige geval geen sprake. Klager meent dat er niet specifiek genoeg naar zijn situatie wordt gekeken, met name naar bezoek zonder toezicht (BZT) en de beltijd. Al vier jaar lang bellen, tien minuten per dag, is ondragelijk voor een vader van drie kinderen. 

De beklagcommissie heeft in overweging gegeven om te kijken wat mogelijk is om klager een andere vorm van contact met zijn vrouw aan te bieden en ook zou de directeur ruimhartig met de beltijd om kunnen gaan indien hiervoor de mogelijkheid en gelegenheid is. De directeur geeft hier geen gevolg aan. Verzocht wordt de directeur dit op te leggen.  

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
Er is wel sprake van een eigen, duidbare belangenafweging van de directeur. In de beslissing komt duidelijk naar voren wat de belangen van klager zijn en op welke gronden ervoor is gekozen om het belang van de orde en veiligheid binnen en buiten de inrichting te laten prevaleren. Zo is duidelijk omschreven wat de risico’s zijn met betrekking tot klager en ook het gedrag van klager is meegewogen. 

Het beroepschrift geeft verder geen nieuwe inhoudelijke informatie. De directeur benadrukt dat reeds bekeken is – en wordt – wat mogelijk is voor klager binnen het pakket aan toezichtmaatregelen. Er zijn reeds uitzonderingen gemaakt. Dat uiteindelijk niet alles wordt zoals klager dit graag ziet, maakt niet dat geen overwegingen met betrekking tot klager plaatsvinden. Naarmate de maatregelen langer duren moet de noodzaak van de maatregelen strenger worden getoetst, wat ook maakt dat er – zoals gebleken – na verloop van tijd enige ruimte kan komen in wat mogelijk is in de situatie van klager. De directeur verwijst voor het overige naar zijn verweerschrift van 25 november 2022, zijn standpunt tijdens de beklagzitting en de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur. De beslissing dient te worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en dient te worden getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst volstaat niet. 

Het verdient de voorkeur dat bovenstaande informatie en vooral de belangenafweging van de directeur zo duidelijk en zo volledig mogelijk in de beslissing naar voren komen. Dat maakt de beslissing begrijpelijk en op die manier kunnen de beklag- en beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook naar voren worden gebracht in de beklag- dan wel beroepsprocedure. 

Klager is op de GVM-lijst geplaatst vanwege de indicaties vluchtgevaar, liquidatiegevaar, voortgezet crimineel handelen in detentie en ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting. De directeur heeft aan klager – onder meer vanwege zijn plaatsing op de GVM-lijst met het risicoprofiel ‘hoog’ - voor een periode van zes maanden, van 26 oktober 2022 tot 26 april 2023, toezichtmaatregelen opgelegd. 

In de schriftelijke mededeling en de inlichtingen van de directeur wordt verwezen naar de feiten die het volgens de directeur noodzakelijk maken de toezichtmaatregelen op te leggen. De directeur verwijst naar meerdere zeer ernstige feiten en klager is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, waartegen hoger beroep is ingesteld. De directeur vindt het belangrijk klagers contacten te monitoren en daarom heeft hij het belang van de orde en veiligheid binnen en buiten de inrichting laten prevaleren boven klagers persoonlijke belang.

In de schriftelijke mededeling staat dat klager de mogelijkheid om ouder- kindbezoek te ontvangen in een ruimte met de mogelijkheid tot opname van beeld en geluid opnieuw wordt aangeboden. Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie aangegeven dat hij nu wel acht keer per jaar contact met zijn kinderen heeft in een aparte ruimte en dat hij dat fijn vindt.
 
Klager mag vijf keer per week vijftien minuten bellen, wat ruim boven het wettelijk gestelde minimum in de Penitentiaire beginselenwet en in overeenstemming met de circulaire “Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico” is. Tijdens de beklagzitting heeft de directeur aangegeven dat klager bij bijzondere gelegenheden extra mag bellen, zoals met kerst en nieuwjaar. Daarnaast kan klager wekelijks met zijn gezin beeldbellen en heeft hij de mogelijkheid twee keer per week regulier bezoek te ontvangen. 

De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van de beslissing en de toelichting van de directeur voldoende kenbaar is dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt en dat er nog steeds sprake was van een noodzaak tot voortduring van de toezichtmaatregelen. Klager is voorafgaand aan de beslissing gehoord. Aan de beslissing ligt GRIP-informatie ten grondslag, die nog steeds als actuele, concrete en betrouwbare informatie kan worden aangemerkt. De beroepscommissie acht de beslissing in zoverre voldoende inzichtelijk en toetsbaar en gestoeld op een belangenafweging die de beslissing kan dragen.

Uit de circulaire uit bijlage 1 onder onderdeel 1.2 volgt dat voor een sluitende aanpak de samenhangende set toezichtmaatregelen aanwijzingen dient te bevatten ten aanzien van – onder meer – BZT. Uitgangspunt is dat aan een GVM-gedetineerde geen BZT wordt toegekend. De circulaire biedt evenwel ruimte om van dat uitgangspunt af te wijken. BZT kan worden toegekend door de directeur naar aanleiding van een hiertoe ingediend verzoek. De directeur maakt hierin een eigen afweging, waarbij hij het advies van het OO in acht neemt. 

De directeur heeft acht geslagen op het advies van het OO van 12 oktober 2022, waarin het risicoprofiel als ‘hoog’ is aangemerkt. In de schriftelijke mededeling heeft de directeur niet afzonderlijk overwogen waarom hij geen mogelijkheid ziet om klager BZT toe te staan. In zijn verweerschrift heeft de directeur aangegeven dat er beoordeeld is of een uitzondering op BZT mogelijk is. Tijdens de beklagzitting heeft de directeur als reden aangegeven dat BZT een ongecontroleerd contact is.  

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur onvoldoende gemotiveerd welke individuele belangenafweging er is gemaakt om klager niet te volgen in zijn wens om BZT toe te kennen en waarom een BZT niet verantwoord is en welke mogelijke alternatieven zijn overwogen. De directeur heeft immers in zijn reactie op het beroepschrift overwogen dat na verloop van tijd enige ruimte kan komen in wat mogelijk is in de situatie van klager.

De beroepscommissie zal het beroep daarom, voor zover het ziet op het onderdeel BZT, gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal het beroep voor het overige ongegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover het ziet op het onderdeel BZT, gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond. 
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.


Deze uitspraak is op 8 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven