Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28217/GA, 20 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/28217/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 20 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[…] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij slechts één sportmoment van 45 minuten kreeg aangeboden.

De beklagrechter bij het JC Zaanstad heeft op 28 juni 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (ZS-ZW-2021-309). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

In het aangepaste dagprogramma stond één sportmoment opgenomen. Hoewel sport na het verlichten van de landelijke coronamaatregelen weer mocht worden aangeboden, werd de directeur geconfronteerd met uitval van sport- en spelleiders vanwege corona of coronaverschijnselen. In de praktijk werd echter op de zaterdagen altijd een tweede sportmoment aangeboden. De enkele keer dat dit niet mogelijk was, kreeg klager recreatie en is hij niet ingesloten. Er is dan ook voldaan aan de inspanningsverplichting.

Daarnaast heeft de beklagcommissie in een vergelijkbare zaak geoordeeld dat het missen van een sportmoment onprettig is, maar dat het beperken van de sportmomenten − onder de uitzonderlijke omstandigheden van het coronavirus − niet onredelijk of onbillijk is (beklagkenmerk ZS-ZW-2021-163). Ook werd als overweging meegenomen dat in plaats van het tweede sportmoment (ruime) compensatie door middel van recreatie werd aangeboden. De beklagcommissie heeft in die eerdere zaak het beklag ongegrond verklaard. Uit coulance is in de onderhavige zaak aan klager ook nog een tegemoetkoming van €10,- aangeboden. Klager heeft dit geweigerd. Nu klager de aangeboden tegemoetkoming heeft geweigerd, is het toekennen van een tegemoetkoming niet meer op zijn plaats. 

 

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt in beroep toe te lichten.

3. De beoordeling

In artikel 48, tweede lid, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) is bepaald dat een gedetineerde recht heeft op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Op grond van artikel 48, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in de in het tweede lid bedoelde activiteiten kunnen voorzien.

Uit de stukken blijkt dat het aanbieden van een sportmoment van tweemaal drie kwartier per week – na een periode van strengere coronamaatregelen – niet voor alle afdelingen van de inrichting mogelijk was. De directeur voert aan dat sprake was van een tekort aan instructeurs lichamelijke opvoeding, waardoor in de planning van het sportmoment knelpunten ontstonden. Daarnaast deed zich de situatie voor dat veel personeelsleden niet konden werken vanwege coronagerelateerde klachten. Er werd om die reden gewerkt met een coronagerelateerd (aangepast) dagprogramma.

In het dagprogramma stond één sportmoment van drie kwartier opgenomen in plaats van twee sportmomenten van drie kwartier. Dat is in strijd met artikel 48, tweede lid, van de Pbw. Het is de vraag of die strijd kan worden gerechtvaardigd. In dat kader is ook van belang of de directeur op enig moment heeft getracht om klager te compenseren voor het uitvallen van één van de twee sportmomenten van drie kwartier, of inspanningen heeft verricht om het sporten op een andere wijze te laten plaatsvinden.

Klager is op 8 oktober 2021 in het JC Zaanstad geplaatst. De directeur voert onweersproken aan dat in de periode van augustus tot en met november 2021 op de zaterdagen wél steeds een tweede sportmoment van drie kwartier kon worden aangeboden. Slechts in één week is dit wegens bovengenoemde redenen daadwerkelijk niet gelukt. In die week is het aantal uren recreatie uitgebreid.

De beroepscommissie begrijpt dat het in de geschetste omstandigheden kon voorkomen dat het in een week niet lukte om twee sportmomenten aan te bieden. De gedetineerden kregen wel elf uur aan recreatie aangeboden in plaats van het wettelijke minimum van zes uur. Daarnaast heeft de directeur klager een tegemoetkoming van €10,- aangeboden.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 20 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven