Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28198/GA, 20 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           22/28198/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum  20 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen het niet doorgaan van het sportmoment.

De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 13 juni 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (ZS-ZZ-2022-736). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager heeft wegens personele problemen geen deel kunnen nemen aan het reguliere sportmoment. Er is alles aan gedaan om een vorm van sport door te laten gaan op de leefafdeling. Zo zijn er naast de gebruikelijke sportattributen ook nog extra sportattributen aangeschaft. Van deze sportattributen kon tijdens het sportmoment, maar ook daarbuiten gebruik worden gemaakt. Klager heeft dan ook voldoende lichamelijke beweging aangeboden gekregen. Aan klager is ook nog een compensatie aangeboden. Dat de aangeboden compensatie passend was, blijkt uit de omstandigheid dat de beklagrechter exact hetzelfde bedrag als tegemoetkoming heeft toegekend. Nu klager de destijds aangeboden tegemoetkoming heeft geweigerd, is het toekennen van een (zelfde) tegemoetkoming niet meer op zijn plaats.
 

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt in beroep toe te lichten.

 

3. De beoordeling

In artikel 48, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat een gedetineerde recht heeft op lichamelijke oefening en het beoefenen van sport gedurende ten minste tweemaal drie kwartier per week, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet. Op grond van artikel 48, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat daarvoor in aanmerking komende functionarissen in de in het tweede lid bedoelde activiteiten kunnen voorzien.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers sportmoment geen doorgang kon vinden in verband met personele onderbezetting. Daardoor heeft hij die week kennelijk niet twee keer drie kwartier kunnen sporten. Dat is in strijd met artikel 48, tweede lid, van de Pbw. Het is de vraag of die strijd kan worden gerechtvaardigd. In dat kader is ook van belang of de directeur op enig moment heeft getracht om klager te compenseren voor het uitgevallen sportmoment en/of inspanningen heeft verricht om het sporten op een andere wijze te laten plaatsvinden.

De beroepscommissie begrijpt dat het door personele problemen – incidenteel – kan voorkomen dat het in een week niet lukt om twee sportmomenten aan te bieden. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt verder naar voren dat er is geprobeerd om een vorm van sport door te laten gaan op de leefafdeling. Zo zijn er – naast de gebruikelijke sportattributen – extra sportattributen besteld. Er kon vervolgens van deze sportattributen zowel tijdens de sportmomenten als daarbuiten gebruik worden gemaakt. Daarnaast heeft de directeur uit coulance ook nog aan klager een tegemoetkoming aangeboden van €10,-. Deze tegemoetkoming heeft klager geweigerd.

Hoewel uit de stukken niet duidelijk is geworden of klager van de extra sportattributen nog gebruik heeft kunnen maken door zijn overplaatsing naar een andere inrichting, is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de directeur wel de bedoelde inspanningen heeft verricht. Daar komt bij dat de directeur ook nog heeft geprobeerd om klager te compenseren door hem een passende tegemoetkoming aan te bieden.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in de beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 20 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven