Nummer 23/33912/GB
Betreft [klager]
Datum 5 september 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 15 mei 2023 afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager voldoet al sinds 7 januari 2023 aan de formele vereisten voor deelname aan een PP. Hij heeft zich gedurende zijn detentie goed gedragen en de vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd voor deelname aan een PP. Verweerder heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van juli 2022. Dat is een gedateerd rapport. Verweerder stelt dat de zorgen van de reclassering met betrekking tot het hoge risico op recidive onverminderd aanwezig zijn. Uit niets blijkt echter dat er na juli 2022 in dat kader nog contact met de reclassering is geweest. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat op basis van verdiepingsdiagnostiek geen uitspraken kunnen worden gedaan over de aanwezigheid van stoornissen en dat er geen aanknopingspunten zijn voor behandeling op psychisch functioneren.
Verweerder lijkt mee te wegen dat klager eerder een dwingende houding naar de reclassering heeft gehad. Dat moet betrekking hebben op toezicht in het kader van een schorsing die destijds is aangevangen op 20 oktober 2015 en ziet dus niet op actuele informatie.
Het is zeer opmerkelijk te noemen dat net nu klager in aanmerking komt voor deelname aan een PP, hij ineens geconfronteerd wordt met feiten uit 2021. Waarom daar niet eerder door de politie op is geacteerd is tot op heden onbekend. Er is bovendien geen sprake van onzekerheid over de datum van invrijheidsstelling. Klager komt vanaf 29 oktober 2023 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Tot slot is het opmerkelijk dat de selectiefunctionaris die de bestreden beslissing heeft genomen, eerder negatief heeft geadviseerd over een (uiteindelijk toegewezen) verzoek om kortdurend re-integratieverlof. Dat wekt de schijn van vooringenomenheid. Bovendien is er inmiddels op twee verzoeken om kortdurend re-integratieverlof positief beslist. Het betreft verlof voor het opnieuw aanvragen van een rijbewijs op 14 juni 2023 en verlof om een dag mee te lopen bij de werkgever op 18 augustus 2023.
Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
In juli 2022 zijn de risico’s op recidive en letselschade als zeer hoog ingeschat door de reclassering. In het reclasseringsrapport wordt uiteengezet dat de reclassering bij deelname aan een PP enkel toezicht kan houden op de bijzondere voorwaarden. Mogelijkheden om het recidiverisico te verminderen ziet de reclassering niet, omdat er geen mogelijkheid is om uitgebreide diagnostiek uit te voeren.
Klager zit in zijn huidige detentie straffen uit ten aanzien van gewelds- en zedenmisdrijven. In 2022 heeft de politie in het advies opgenomen dat er nog een onderzoek loopt naar klager ter zake van bedreiging/stalking/verkrachting. Dat onderzoek ziet wederom op gewelds- en zedenmisdrijven. Hoewel ten aanzien van dat onderzoek de onschuldpresumptie nog van toepassing is, is het op zijn minst verontrustend dat er een nieuw onderzoek loopt. Klagers raadsvrouw stelt dat het opvallend is dat deze informatie nu opeens naar boven komt. Verweerder merkt daarover op dat wanneer er adviezen worden uitgebracht, alle relevante informatie daarbij wordt betrokken, zodat de belangen en risico’s kunnen worden afgewogen.
Op 13 maart 2023 heeft de beroepscommissie uitspraak gedaan in het beroep van klager tegen de afwijzing van zijn verzoek om onbegeleid verlof (RSJ 13 maart 2023, 23/31314/GV). Daarin staat het volgende opgenomen:
“De beroepscommissie is van oordeel dat de hierboven genoemde inhoud van de (negatieve) adviezen – die de aan het kortdurend re-integratieverlof verbonden risico’s benoemen – van zodanig gewicht zijn dat deze de afwijzing van klagers verzoek kunnen rechtvaardigen. Klager kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat het negatieve advies van het OM enkel is ingegeven door verouderde informatie. Ook klagers standpunt over het reclasseringsadvies berust op een onjuiste lezing daarvan. Dat advies kan, in combinatie met het deeladvies Elektronische Monitoring van 9 november 2022, immers niet worden beschouwd als een positief advies over de eventuele deelname aan een PP. Evenmin kan uit het namens klager overgelegde bericht van het OM, waaruit volgt dat er in het arrondissement Amsterdam geen sprake is van lopende strafzaken tegen klager, worden geconcludeerd dat daar elders ook geen sprake van is. Verder volgt uit de omstandigheid dat het (kennelijk) aan klager toegekende begeleide verlof goed is verlopen nog niet dat er dus geen risico’s zijn.”
Hoewel de reclassering in januari 2023 positief heeft geadviseerd ten aanzien van het verblijfsadres en de mogelijkheid om op dat adres elektronische monitoring toe te passen, is bovenstaande nog onverkort van toepassing. Dit geldt ook voor de wensen van het slachtoffer. Nergens blijkt uit dat er nieuwe of andere informatie is ten gunste van klager die meegewogen dient te worden. Het voorzichtige positieve advies van de vrijhedencommissie doet aan het vorenstaande niet af.
Tot slot geldt dat in de beslissing van 8 augustus 2023 nadrukkelijk is opgenomen dat dit verlof niet leidt tot deelname aan een PP, maar dat geadviseerd wordt om toe te leiden naar een plaatsing op een Beperkt Beveiligde Afdeling.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De stukken bevatten naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. Zij wijst het verzoek daarom af.
Klager is sinds 12 mei 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek, wegens kort gezegd voorbereiding en/of medeplegen van diefstal met geweld in vereniging. Daarnaast dient hij een gevangenisstraf ven zeventien maanden te ondergaan, wegens verkrachting. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 29 oktober 2023.
De wet- en regelgeving
Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel komt een gedetineerde in aanmerking voor deelname aan een PP, indien:
- aan hem een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd;
- hij nog hoogstens een zesde deel van zijn vrijheidsstraf(fen) moet ondergaan;
- hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken;
- hij een aanvaardbaar verblijfadres heeft;
- hij zich bereid heeft verklaard om zich te houden aan de voorwaarden van het PP.
Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:
- de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;
- de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde goed gedrag heeft laten zien;
- de mogelijkheid om eventuele risico’s die aan de vrijheden zijn verbonden te beperken en te beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen;
- de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt;
- de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;
- eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.
Gelet op het overgangsrecht gelden andere termijnen voor een gedetineerde:
- die vóór 1 december 2021 onherroepelijk is veroordeeld en waarbij de detentie ook voor die datum is aangevangen, of
- van wie de voorlopige hechtenis vóór 1 december 2021 is aangevangen,
als de einddatum van zijn detentie vóór 1 december 2024 valt. In dat geval geldt op grond van artikel 4 (oud) van de Pbw dat de gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een PP, indien:
- aan hem een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;
- hij vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf heeft ondergaan;
- hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken en maximaal een jaar.
De inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie heeft in RSJ 13 maart 2023, 23/31314/GV, overwogen dat het advies van de reclassering in combinatie met het deeladvies Elektronische Monitoring van 9 november 2022 niet kan worden beschouwd als een positief advies voor de eventuele deelname aan een PP. In het advies van de reclassering staat namelijk dat de reclassering positief adviseert ten aanzien van deelname aan een PP, onder voorbehoud van een positief deeladvies Elektronische Monitoring. In tegenstelling tot het deeladvies Elektronische Monitoring van 9 november 2022, volgt uit het deeladvies Elektronische Monitoring van 11 januari 2023 dat het adres van klagers zus aan de voorwaarden voor het toepassen van elektronische monitoring voldoet en dat de politie geen bezwaren heeft ten aanzien van de voorgenomen verblijfplaats.
Verweerder heeft het voorgaande niet, althans niet kenbaar, meegewogen in de bestreden beslissing, terwijl de reclassering bij uitstek deskundig is op dit gebied. Dat klemt op dit moment temeer, nu de datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld nadert. Bij de huidige stand van zaken valt te verwachten dat klager op 29 oktober 2023 in vrijheid wordt gesteld. Weliswaar is er sprake van risico’s en zou deelname aan een PP betekenen dat klager al eerder vrijheden krijgt, maar dan is er nog wel sprake van toezicht. De beroepscommissie hecht waarde aan een geleidelijke terugkeer van klager in de maatschappij. Daarbij komt dat uit het positieve advies van de vrijhedencommissie volgt dat klager voor 90% van zijn doorgebrachte tijd in detentie goed gedrag heeft vertoond. Tot slot heeft klager zelf dagbesteding geregeld en is de werkgever goedgekeurd.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 5 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. C. Fetter en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter