Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31874/GM, 12 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31874/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    12 oktober 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsman, mr. J.W. Vedder, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich erover dat hem een operatieve kaakcorrectie wordt geweigerd.

De tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn gemachtigde, […], gehoord op de digitale zitting van 3 augustus 2023.
De inrichtingstandarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
Mevrouw [...], huisarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Door een afwijking dient klager een operatieve kaakcorrectie te ondergaan om de stand van zijn kaken te corrigeren. Bij klager is een combinatie van orthodontie en kaakchirurgie nodig. Eén van de voorwaarden voor het starten van dit traject was dat het dossier van de orthodontist werd overgedragen naar een orthodontist in de buurt van de PI, wat is gebeurd.
Voorts stond klager op de wachtlijst voor een operatie. Uiteindelijk is klager naar een andere orthodontist gestuurd. Bij het bezoek aan de orthodontist werd tot klagers verbazing zijn beugel eruit gehaald en is sindsdien geen nieuwe beugel teruggeplaatst. De behandeling stond ‘on hold’. In ieder geval had kunnen worden bezien welke handelingen met betrekking tot de beugel binnen de inrichting hadden kunnen worden uitgevoerd. 
Klager is blijkbaar van de wachtlijst gehaald. De reden daarvan is dat zijn zaak nog in hoger beroep loopt. De fictieve einddatum van zijn detentie op basis van de in eerste aanleg opgelegde straf is in 2025. De medische dienst stelt niets voor hem te kunnen doen zolang hij nog niet is afgestraft. Daarna zou pas worden bekeken of het uitstelbare zorg betreft. Op 5 december 2022 heeft klager de tandarts gesproken. Het oordeel van de tandarts was dat het traject op dit moment moet doorgaan. Klager stelt daarom dat beslist geen sprake is van uitstelbare zorg. 
Klager voelt zich niet gehoord op zijn klachten. Door de afwijkende stand van de kaak passen de tanden en kiezen niet goed op elkaar en komen de normale functies in het gedrang. Dit leidt al tot vele klachten, waaronder pijn in de kaak en problemen bij het kauwen en praten. Een stuk plastic van de retentiespalk is afgebroken, waardoor klager bijkomende klachten ondervindt. Het gevolg van het uitstellen van de ingreep is dat de stand van de kaken nog verder zal afwijken. Klagers klachten zullen dan ook verder toenemen. Het is van groot belang dat klager met spoed een verwijzing krijgt, zodat het traject opnieuw in gang kan worden gezet. De inrichtingstandarts heeft dan ook onvoldoende zorgvuldig gehandeld. Verzocht wordt om een tegemoetkoming toe te kennen. 

Standpunt van de inrichtingstandarts
Aangesloten wordt bij de reactie van de medisch adviseur in het bemiddelingsverslag. 

 

3. De beoordeling
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat klager vóór zijn detentie door de orthodontist voor een operatie is verwezen naar de kaakchirurg. Klager is echter van de wachtlijst voor de operatie gehaald, nadat hij gedetineerd is geraakt. In het mailcontact dat zich bij de stukken bevindt, heeft de kaakchirurg aangegeven dat het belangrijk is dat na een operatie de patiënt bij de kaakchirurgie onder controle blijft, dat ook de orthodontist de nabehandeling kan uitvoeren en dat het misschien een betere optie is om de kaakoperatie uit te voeren nadat klager uit detentie is. De tandheelkundig adviseur heeft op verzoek van de inrichtingstandarts navraag gedaan bij de behandelend orthodontist, die heeft laten weten dat de osteotomie (de correctie van de kaakstand) kan worden uitgesteld, mits de vaste apparatuur wordt verwijderd en er retentieapparatuur wordt geplaatst. Volgens de orthodontist zijn er geen medische of tandheelkundige redenen om de operatie zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. De tandarts heeft vervolgens geregeld dat bij klager retentieapparatuur zou worden geplaatst. 

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingstandarts zorgvuldig heeft gehandeld door advies in te winnen bij de specialisten en dit advies - om retentieapparatuur bij klager te laten plaatsen - op te volgen. De inrichtingstandarts heeft daarmee voldoende invulling gegeven aan de op hem rustende zorgplicht. De informatie in het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het uitstellen van de operatie tot na de detentie onzorgvuldig is. Uit de reacties van de orthodontist en de kaakchirurg blijkt niet van een acute noodzaak voor de operatie en zij geven ook geen steun aan het standpunt dat het medisch onverantwoord zou zijn om de ingreep uit te stellen. 

Klager heeft ter zitting aangevoerd dat een deel van de retentieapparatuur is afgebroken waardoor hij klachten ondervindt. De beroepscommissie acht het van belang dat de inrichtingstandarts alsnog de noodzakelijke zorg zal verlenen om dit te herstellen. 

Gelet echter op wat hiervoor is overwogen kan het handelen van de inrichtingstandarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het de voorkeur verdient dat een andere medisch adviseur dan de medisch adviseur die heeft geadviseerd in het voortraject dat tot de klacht heeft geleid – in dit geval over het uitstellen van de osteotomie en het aanvragen van een machtiging voor het plaatsen van retentieapparatuur, zie de e mail van de tandheelkundig adviseur van 7 juli 2022, 12.35 uur – de in artikel 71c, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet voorgeschreven bemiddeling ter zake van een klacht over hetzelfde onderwerp – in dit geval het uitstellen van de osteotomie – voor zijn rekening neemt. 

 


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 12 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. A.A.J. Jeurissen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven