Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32076/GM, 8 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32076/GM

 

Betreft [klager]

Datum 8 september 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat zijn klachten niet serieus zijn genomen en dat hij geen goede behandeling voor zijn ontstoken vinger heeft gekregen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, mr. J.C. Stam en […], hoofd zorg, een verpleegkundige en […], inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 3 augustus 2023. Het hoofd zorg, de verpleegkundige en de inrichtingsarts zijn telefonisch gehoord omdat het niet gelukt is een digitale verbinding tot stand te brengen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing van de medisch adviseur is genomen zonder dat alle beschikbare informatie is meegewogen. Het lijkt erop dat ook de medisch adviseur het verbranden van de hand en de ontstoken vinger als oorzaak/gevolg interpreteert, terwijl dit twee verschillende klachten zijn. Klager heeft bij zijn bezoek aan de medische dienst op 21 december 2022 duidelijk uitgesproken dat de ontsteking aan de vinger al enkele dagen vóór het verbranden van de hand was begonnen. Zelfs al zou het moment van de verbranding van de hand het startpunt zijn van een ontsteking aan de vinger, blijft het feit dat het verlies van de nagel alleen een gevolg is van inadequaat handelen. De behandelend arts in het ziekenhuis bevestigde dit. Klager heeft op 29 december 2022 de verpleegkundige zijn ontstoken vinger nog een keer laten zien, maar zij heeft daarop geen actie ondernomen.

Op 3 januari 2023 heeft de arts de vinger, pas na veelvuldig aandringen, behandeld en geconstateerd dat als het niet beter zou gaan eventueel (een deel van) de nagel verwijderd moest worden. Toch is de arts op 5 januari 2023 niet overgegaan tot een actie die aansloot bij zijn constatering van twee dagen ervoor. Deze handelwijze is niet adequaat te noemen. De medisch adviseur gaat eraan voorbij dat het afdelingspersoneel voor klager extra druk heeft moeten uitoefenen op het medisch personeel om te worden behandeld. In plaats van actie ondernemen op 5 januari 2023 heeft de arts een Biotex bad geadviseerd en drie steriele naalden meegegeven. Deze naalden waren bedoeld om zijn vinger zelf te behandelen (inprikken om pus te laten uitlopen); een actie die hem op zich al vreemd voorkwam, zeker gelet op het stadium waarin de ontsteking zich toen bevond. Er is ook geen antibiotica voorgeschreven. Het is moeilijk voor te stellen dat dit geschaard kan worden onder de richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).

Van belang hierbij is ook dat toen er op 6 januari 2023 foto’s werden verzonden naar een dienstdoende huisarts, diezelfde dag nog een afspraak is gemaakt bij de chirurgie. De verdenking van een diepere ontsteking had drie dagen daarvoor ook benoemd kunnen worden, evenals een doorverwijzing naar de chirurgie.      

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Gerapporteerd is dat bij het eerste consult op 21 december 2022 klager zich had gemeld met een brandwond en dat op meerdere vingers rode plekjes zaten. Daarna liet klager aan dezelfde verpleegkundige terloops de nagelriem zien. De verpleegkundige zag op dat moment geen noodzaak om actie te ondernemen.

Binnen de inrichting is de medische dienst toegankelijk. Klager heeft dagelijks de mogelijkheid om met lichamelijke klachten de medische dienst te benaderen. Dit gebeurt door het invullen van een sprekersbriefje met de klacht. Dat het afdelingspersoneel heeft moeten bellen is een werkwijze die door klager in gang is gezet. Wanneer klager een sprekersbriefje invult wordt hij binnen drie dagen opgeroepen. Bij spoed wordt er direct gehandeld. Zoals ter zitting is toegelicht waren er vóór 3 januari 2023 geen alarmsymptomen die maakten dat er eerder actie had moeten worden ondernomen en dat klager op het spreekuur had moeten worden geplaatst. De verpleegkundige heeft geen herinnering aan een gesprek met klager op 29 december 2022 over zijn vinger. Wanneer zij vindt dat een medische interventie nodig is, maakt zij daarvan een notitie in het medisch dossier en onderneemt zij actie, maar daarvan was volgens haar geen sprake.

Tijdens een verpleegkundig consult op 3 januari 2023 is een behandelbeleid ingezet om de nagel te behouden. Klager heeft middelen en instructies meegekregen voor een niet invasieve behandeling. Wanneer klager op 3 januari 2023 was verwezen naar de chirurg was niet gegarandeerd dat zijn nagel behouden had kunnen blijven. De standaardbehandeling bij insturen is het reinigen van het nagelbed waarbij de nagel verwijderd dan wel gedeeltelijk verwijderd wordt. Op 5 januari 2023 heeft de conservatieve (niet invasieve) behandeling niet geholpen en is klager ingestuurd voor behandeling in het ziekenhuis. Deze handelwijze is de werkwijze volgens het NHG.

 

3. De beoordeling

Waartegen is het beroep gericht?

Volgens het ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 6 februari 2023. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

Op grond van de stukken, het medisch dossier en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager zich op 21 december 2022 bij de medische dienst heeft gemeld met een brandwond aan zijn vinger. In het medisch dossier staat genoteerd dat er kleine rode vlekjes rond de vingers zichtbaar waren en het advies was koelen met lauw water. Klager stelt dat hij tijdens dat bezoek duidelijk heeft uitgesproken dat hij een ontsteking aan zijn vinger had, die al enkele dagen vóór het verbranden van de hand was ontstaan, maar dit heeft de verpleegkundige niet bevestigd. Op 29 december 2022 was volgens klager de ontsteking zichtbaar toegenomen en heeft hij de verpleegkundige daarover aangesproken. De verpleegkundige heeft – zoals ter zitting toegelicht – aan een dergelijk gesprek op die datum geen herinnering. Op 3 januari 2023 is klager voor het eerst voor zijn vinger gezien door de inrichtingsarts, die concludeerde dat  sprake was van een panaritium, een diepe vingerinfectie, zij het dat in het medisch dossier ook staat genoteerd dat niet geheel duidelijk is wat het precies is. Er is een incisie (sneetje) in klagers vinger gemaakt om eventueel pus eruit te laten en er is Biotex meegegeven voor een vingerbadje. Afgesproken is toen om het even aan te zien en de vinger na twee dagen opnieuw te beoordelen. Op 5 januari 2023 had klager nog veel last van de ontsteking en zag zijn vinger er niet beter uit. In overleg met de huisarts is besloten opnieuw Biotex mee te geven en zijn drie steriele naalden voor klager neergelegd waarvan hij er elke dag een kon ophalen. Na het weekend zou hij opnieuw worden beoordeeld. Op (vrijdag) 6 januari 2023 heeft klager aangegeven dat hij niet akkoord ging met het afgesproken beleid en dat hij antibiotica wilde. Er kwam geen pus meer uit de ontsteking, enkel bloed. Klager is toen ingestuurd naar het ziekenhuis. De chirurg heeft zijn nagel verwijderd en de diagnose bleek paronychia, een ontsteking aan de nagelriem, te zijn. 

De beroepscommissie is van oordeel dat gezien de conclusie van de inrichtingsarts op 3 januari 2023 dat er sprake was van een panaritium, het uitgezette beleid niet in lijn is met de NHG standaard Bacteriële huidinfecties (M68). Op grond daarvan had de inrichtingsarts in geval van een panaritium klager direct moeten doorverwijzen naar de (plastisch) chirurg, omdat de diepte van de infectie klinisch niet goed kan worden vastgesteld. Het onderscheid tussen een oppervlakkige en dieper gelegen ontsteking of abces bij een panaritium is op het oog dusdanig lastig, dat incisie en drainage door de huisarts niet wordt aanbevolen. Daarnaast bestaat er een theoretisch risico de infectie te verspreiden naar dieper gelegen delen bij incisie van een oppervlakkig panaritium. Nu de inrichtingsarts heeft nagelaten klager dezelfde dag in te sturen en in eerste instantie een afwachtend beleid heeft uitgezet, is hij tekortgeschoten in het verlenen van adequate medische zorg. Dat achteraf sprake bleek te zijn van een paronychia maakt dat niet anders. Of klagers nagel was behouden wanneer hij eerder was ingestuurd, kan op basis van de beschikbare informatie niet zonder meer worden geconcludeerd.

Het handelen van de inrichtingsarts moet daarom worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 8 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven