Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33155/GM, 2 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33155/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    2 oktober 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel (mpc) is ingetrokken zonder dit met hem te overleggen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend hoofd zorg, en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts gehoord op de digitale zitting van 3 augustus 2023. Klager was niet aanwezig ter zitting, omdat het niet is gelukt een digitale verbinding met hem tot stand te brengen. Om klager in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, is hem een verslag van horen toegezonden. Klagers schriftelijke reactie daarop, waarvan een afschrift is toegezonden aan de medische dienst van de PI, is bij de administratie van de RSJ binnengekomen op 15 augustus 2023. 

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager had een contra-indicatie voor plaatsing op een mpc en deze is ingetrokken zonder klager van de reden daarvan op de hoogte te stellen. In een selectieadvies van 2016 staat dat klager niet mpc-geschikt is door zijn psychische gesteldheid. Klager is door de toenmalige inrichtingspsycholoog gediagnosticeerd met PTSS, waarna een contra-indicatie voor plaatsing in een mpc is afgegeven. In het D&R-plan van maart 2022 staat dat hij ongeschikt is voor een mpc. Begin 2023 kreeg klager te horen dat de contra-indicatie niet meer in het systeem terug is te vinden. Het is voor klager onbegrijpelijk waarom de contra-indicatie is ingetrokken.  

Standpunt van de inrichtingsarts
Door de verpleegkundige is aan klager het aanbod gedaan om na te gaan of er een hulpvraag is voor de psycholoog. Klager had zelf geen hulpvraag, behalve zijn verzoek om plaatsing in een eenpersoonscel (epc). Dit verzoek is geen hulpvraag. Er was geen sprake van afwijkend gedrag en geen reden om een verwijzing op te stellen. Zijn PTSS of een eerdere tijdelijke plaatsing in een epc leveren niet automatisch een grond op om opnieuw een epc-advies af te geven.
Ter zitting is – kort samengevat – toegelicht dat er medisch gezien nooit een indicatie voor een epc is geweest en dat een dergelijke indicatie dus ook niet is ingetrokken. De medische dienst kan adviseren om een gedetineerde op een epc te plaatsen, maar dat advies heeft de medische dienst in dit geval niet gegeven. 

 

3. De beoordeling
Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is om in een mpc te worden geplaatst. De directeur kan deze beslissing nemen op basis van adviezen van de medische dienst, het multidisciplinair overleg en/of het psycho-medisch overleg. 

De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en de door klager en de inrichtingsarts ingenomen standpunten en overgelegde stukken nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van klager die stelt dat de eerder afgegeven contra-indicatie voor een mpc is ingetrokken. 

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts naar aanleiding van klagers vraag over de epc-indicatie uit overwegingen van zorgvuldigheid in de voorgeschiedenis van klager, waaruit naar voren komt dat hij vanwege zijn psychische gesteldheid in dezelfde PI eerder langdurig ongeschikt werd geacht voor een mpc, onderzoek had moeten doen naar zijn huidige (on)geschiktheid voor plaatsing op een mpc. Hoewel PTSS over het algemeen niet direct hoeft te leiden tot een contra-indicatie voor een mpc, is de beroepscommissie van oordeel dat dit gegeven alleen nog niet voldoende is om van zo’n onderzoek af te zien. Dat onderzoek zou dan ook vooral moeten omvatten wat eerder de reden voor het afgeven van een contra indicatie voor plaatsing op een mpc is geweest. Pas op basis van dit nadere onderzoek naar het psychisch functioneren van klager, had een advies aan de directeur over de geschiktheid van klager voor een mpc kunnen worden gegeven. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is door of namens de inrichtingsarts niet een deugdelijk advies aan de directeur over de (on)geschiktheid van klager voor plaatsing in een mpc uitgebracht. 

Gelet hierop moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. 
De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-. 


Deze uitspraak is op 2 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven