Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31635/GA, 1 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/31635/GA

               

Betreft [klager]

Datum 1 september 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het moeten maken van kosten voor boodschappen die hij niet heeft ontvangen.

 

De beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 13 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (Nh 2022-339). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. N. Hannaart, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Voorafgaand aan klagers overplaatsing naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Zwolle werden er geen boodschappen geleverd op maandagen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat klager volgens de directeur op een maandag zijn boodschappen zou hebben ontvangen. Klager heeft zijn boodschappen uiteindelijk nooit ontvangen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft aangegeven dat een reactie op het beroepschrift zou neerkomen op een herhaling van diens reactie op het klaagschrift.

 

3. De beoordeling

Beoordelingskader in zaken over de winkel

Het staat vast dat de directeur niet uitdrukkelijk heeft beslist dat klagers boodschappen niet worden geleverd. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

 

Het is ook niet zo dat de directeur – volgens klager – structureel en in belangrijke mate jegens hem tekortschiet in zijn verzorgende taken (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31460/GA). Het gaat om een losstaand probleem waarvoor klager een oplossing wil. Het is niet de bedoeling dat in zo’n geval meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.

 

Het verzoek om een oplossing kan worden gedaan bij de directeur zelf of – wat in de praktijk meer voor de hand ligt – bij bijvoorbeeld het afdelingshoofd. In elk geval moet de gedetineerde een concreet verzoek doen en niet bijvoorbeeld alleen benoemen ‘dat er iets is misgegaan’.

 

De beroepscommissie gaat ervan uit dat het voor gedetineerden duidelijk is bij wie dergelijke verzoeken kunnen worden gedaan en dat diegene ook benaderbaar is. Het is daarnaast óók denkbaar dat eerst een interne klachtprocedure wordt gevolgd, als manier om een oplossing te vinden. De beroepscommissie komt hiermee deels terug op RSJ 28 januari 2020, R 19/4818/GA.

 

Vaak kan op het beklagformulier worden aangegeven of en met wie de gedetineerde het probleem heeft besproken. Uit het voorgaande volgt dat de beroepscommissie hier – meer dan voorheen – op zal letten, maar de gedetineerde kan ook op een andere manier duidelijk maken dat hij om een oplossing heeft gevraagd.

 

Beoordelingskader bij weigering of verzuim om te beslissen

Er kan ook beklag worden ingesteld tegen een verzuim of weigering om te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn verzuimd of geweigerd, als niet binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen. Dit volgt uit artikel 60, tweede lid, van de Pbw. Het valt te voorzien dat een gedetineerde niet in alle gevallen iets hoort van het personeelslid, nadat hij om een oplossing heeft gevraagd.

 

Het is niet de bedoeling dat een gedetineerde te snel na het verzoek om een oplossing beklag instelt tegen het feit dat er nog niet is beslist. De directeur moet immers enige tijd hebben om het probleem te onderzoeken en op het verzoek te beslissen. Van een verzuim of weigering is dan ook (nog) geen sprake. Het zal echter per zaak verschillen wat een redelijke termijn is en een gedetineerde kan ook niet altijd weten wat er achter de schermen nog gebeurt.

 

Gelet hierop moet een gedetineerde in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag tegen een weigering/verzuim om te beslissen, als hij deze klacht indient binnen veertien dagen nadat hij een verzoek heeft ingediend. Als hij de klacht daarna indient, dan kán het nog steeds zo zijn dat de redelijke termijn niet is verstreken. Maar in dat geval is het beklag ongegrond.

 

Als er nog steeds geen beslissing is genomen op het moment dat de beklagcommissie de klacht beoordeelt – en de beklagcommissie vindt dat onredelijk – dan dient de beklagcommissie in beginsel (als dat mogelijk is) óók te beoordelen welke beslissing de directeur had moeten nemen. Als de directeur wordt opgedragen om alsnog een beslissing te nemen, kan dat het proces immers onnodig vertragen.

 

Als er alsnog een beslissing is genomen, nádat de gedetineerde beklag heeft ingesteld tegen een verzuim of weigering om te beslissen, dan dient de beklagcommissie alleen te beoordelen of de directeur binnen een redelijke termijn heeft beslist. Als de gedetineerde het niet eens is met de genomen beslissing, dan kan hij daartegen immers een nieuwe klacht indienen.

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Klager heeft in beklag – onbetwist – gesteld dat hij bij de locatie Norgerhaven heeft aangekaart dat hij zijn boodschappen niet heeft ontvangen en dat hem is verteld dat hij nog twee of drie weken zou moeten wachten om te kijken of zijn boodschappen (in de PI Zwolle) alsnog zouden worden geleverd of dat het bestelde bedrag zou worden teruggestort, en dat hij anders in beklag kon gaan. Dat heeft klager vervolgens gedaan.

 

De beroepscommissie begrijpt uit het voorgaande dat klager heeft gevraagd om een oplossing voor de niet-geleverde boodschappen, maar dat dit verzoek – zij het enigszins impliciet – is afgewezen. Door deze afwijzing heeft klager – volgens hemzelf – (definitief) de kosten gemaakt waartegen het beklag is gericht. De beklagcommissie heeft klager daarom terecht ontvangen in zijn beklag.

 

Inhoudelijk

Uit de reactie van de directeur in beklag en de daarbij overgelegde rekening-courant van klager, blijkt het volgende. Op 16 augustus 2022 zijn twee bedragen afgeschreven: €16,55 onder vermelding van “Winkel 15/08/22” en €39,07 onder vermelding van “Winkel 11/08/22”. Op deze dag is klager eveneens overgeplaatst van de locatie Norgerhaven naar de PI Zwolle.

 

Volgens de directeur heeft navraag bij het personeel uitgewezen dat de boodschappen op 15 augustus 2022 (een maandag) zijn geleverd. Klager heeft in beklag en beroep gesteld dat er in de locatie Norgerhaven nooit boodschappen werden geleverd op een maandag, maar altijd op een dinsdag of woensdag. Daar is de directeur niet op ingegaan.

 

De beroepscommissie weet niet wat het betekent dat er “15/08/22” en “11/08/22” bij de afschrijvingen staat vermeld. Het zou kunnen dat dit de leverdata zijn geweest. Dan zou het kloppen wat de directeur stelt en moet klager zijn boodschappen wel hebben ontvangen. Daartegenover staat dat het niet voor de hand ligt dat de bedragen pas worden afgeschreven nádat de producten worden bezorgd. Dat volgt bijvoorbeeld ook uit de huisregels van de locatie Norgerhaven, waarin staat dat geld wordt teruggestort, als een product niet kon worden geleverd. Die werkwijze ligt niet voor de hand, als het geld juist pas wordt afgeschreven nadat de producten zijn geleverd.

 

Anderzijds ligt het ook niet voor de hand dat klager de producten op 11 augustus 2022 en 15 augustus 2022 heeft besteld, omdat volgens de huisregels maar één keer per week boodschappen mogen worden besteld. Verder merkt de beroepscommissie op dat nergens uit volgt dat klager een bestelling van €65,- à €70,- heeft gedaan, wat hij in het klaagschrift heeft gesteld.

 

De beroepscommissie is van oordeel dat klager in beklag en/of beroep meer duidelijkheid had moeten bieden over de besteldatum/-data en het bestelde bedrag. In dat geval had de directeur ook preciezer kunnen – en moeten – reageren. Bij de huidige stand van zaken is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur enige kosten voor klagers boodschappen had moeten vergoeden omdat klager de gestelde kosten zou hebben gemaakt voor boodschappen die hij niet heeft ontvangen.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 1 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven