nummer: 08/1201/GA
betreft: [klager] datum: 31 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 17 april 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van aan klager toebehorende goederen, waaronder een leesloep voor de televisie, een loopstok, pasfoto’s, kleding en foto’s, tijdens zijn verblijf in de gevangenis Lelystad.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft lang gewacht met het indienen van een klacht over de vermissing van zijn goederen omdat hij op zich een goede band had met het personeel van de locatie Lelystad. Hij heeft daarom eerst geprobeerd een en ander via het personeel op te
lossen.
Uiteindelijk kreeg hij te horen dat het zijn eigen schuld zou zijn dat hij zijn eigendommen kwijt geraakt was. Daar kan klager zich niet mee verenigen. Klager weet dat hij een deel van zijn eigendommen niet meer terug zal krijgen. Hij wil echter dat
een
en ander naar behoren wordt opgelost. Bij zijn binnenkomst in Lelystad miste klager al een aantal voorwerpen. De inkomstenlijst strookte niet met de werkelijke eigendommen van klager. Een deel van zijn voorwerpen is in de fouillering gedaan en is in
Lelystad achtergebleven. Een ander gedeelte (onder meer twee dozen) is gewoon verdwenen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is vanuit Zoetermeer met vijf dozen de gevangenis Lelystad binnengekomen. Bij zijn vertrek vanuit Lelystad nam hij zeven dozen mee. Voor de directeur is niet aannemelijk dat de door klager genoemde voorwerpen zich daadwerkelijk in de gevangenis
Lelystad hebben bevonden. De door klager in de klacht genoemde goederen zijn niet terug te vinden op de invoerlijst. Als klagers eigendommen aantoonbaar in inrichting zouden zijn geweest, zou de directeur zich daar aansprakelijk voor achten. Die
voorwerpen zijn echter nooit in de inrichting geweest.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht, anders dan de beklagcommissie, de aanleiding van het tijdsverloop tussen de vermissing van de onderhavige voorwerpen en het indienen van het beklag van dien aard, dat dit tijdsverloop niet in de weg staat aan klagers
ontvankelijkheid in beklag. Klager heeft immers eerst geprobeerd zijn probleem in overleg op te lossen. Om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en zal klager alsnog ontvankelijk verklaard worden in zijn beklag.
In beginsel geldt dat de gedetineerde verantwoordelijk is voor door hem in de inrichting ingevoerde goederen. Dat beginsel lijdt uitzondering in het geval aan de directeur zodanig onzorgvuldig handelen kan worden verweten, dat dit maakt dat de
verantwoordelijkheid bij de directeur komt te liggen. Daargelaten de vraag of klager de door hem vermelde voorwerpen daadwerkelijk in de inrichting in Lelystad – al dan niet opgeslagen bij de badafdeling – heeft ingevoerd, geldt dat onvoldoende
aannemelijk is geworden dat door of namens de directeur zodanig onzorgvuldig is gehandeld, dat de vermissing van die voorwerpen voor verantwoordelijkheid van de directeur zou moeten komen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2008
secretaris voorzitter