Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34733/GV, 29 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/34733/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    29 augustus 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 7 juli 2023 aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) verleend.

Klagers raadsman, mr. B.C.A.J. Ficq, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Uit de toelichting op artikel 40a van de Regeling blijkt dat bij de verlening van strafonderbreking nagegaan dient te worden of er redenen zijn die zich hiertegen verzetten. Daarnaast kunnen zeer bijzondere omstandigheden een reden zijn om geen strafonderbreking te verlenen. 

Klager heeft sarcoïdose, obesitas, diabetes en chronische nierschade. Hij is zeer slecht ter been en heeft het feit waarvoor hij momenteel gedetineerd is gepleegd, omdat hij zulke ernstige gezondheidsproblemen heeft. In Suriname kon hij hiervoor op publieke basis niet afdoende worden geholpen. Hij heeft de middelen niet om zorg te krijgen vanuit de private sector. In Suriname is de gezondheidszorg al jarenlang niet adequaat. Klager vreest dat zijn gezondheid snel zal verslechteren en dat hij in Suriname niet de benodigde medische zorg zal kunnen krijgen. In Nederland kan dat wel. 

Standpunt van verweerder
Klager komt uit Suriname en heeft de Surinaamse nationaliteit. Hij is een ‘aan de grens geweigerde vreemdeling’ in de zin van artikel 3 van de Vreemdelingenwet 2000. Op 12 januari 2023 heeft de Koninklijke Marechaussee klager op Schiphol aangehouden in verband met de Opiumwet. Klager is bij vonnis van 23 maart 2023 veroordeeld tot veertien maanden gevangenisstraf. Aangezien hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, is hij op 9 juni 2023 in overeenstemming met het plaatsingsbeleid voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen geplaatst in de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel. De einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 3 maart 2024 en hij komt vanaf 9 augustus 2023 in aanmerking voor strafonderbreking. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft op 13 juni 2023 laten weten dat klagers uitzetting naar Suriname gerealiseerd kan worden. Op 25 juli 2023 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) laten weten dat klager geen rechtsmiddelen heeft ingesteld tegen zijn uitzetting. Hij staat tevens als ongewenst vreemdeling geregistreerd en is direct verwijderbaar uit Nederland. 

Uit het selectieadvies volgt dat klager bij binnenkomst in de inrichting zelf heeft afgetekend voor arbeid. Navraag bij de PI Ter Apel heeft uitgewezen dat de medische dienst geen arbeidsongeschiktheidsindicatie voor klager heeft afgegeven. Klager heeft zelf besloten om niet naar de arbeid te gaan. 

Er zijn geen bijzondere omstandigheden aanwezig die aanleiding vormen om klager niet bij het verlenen van strafonderbreking, maar pas na ommekomst van de tenuitvoerlegging van zijn straf naar Suriname uit te zetten. Voor zover klager zich erop beroept dat zijn gezondheid zich verzet tegen het verlenen van strafonderbreking, geldt dat dit niet aannemelijk is geworden. 

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 12 januari 2023 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek, wegens het overtreden van de Opiumwet. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 3 maart 2024.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Op grond artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Wanneer een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste de helft van de straf is ondergaan. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert. 

Klagers vertrek naar Suriname, het land van herkomst, kan op de titel van strafonderbreking worden gerealiseerd. Uit de stukken komt naar voren dat DT&V op 13 juni 2023 heeft laten weten dat de uitzetting gerealiseerd kan worden en de IND heeft verweerder op 25 juli 2023 laten weten dat klager geen rechtsmiddelen heeft ingesteld, dan wel open heeft staan tegen zijn uitzetting. Hij staat als ongewenst vreemdeling geregistreerd. 

Uit de toelichting op artikel 40a van de Regeling volgt dat redenen kunnen bestaan die zich tegen het verlenen van strafonderbreking kunnen verzetten. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de belangen van slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde door het door de vreemdeling gepleegde delict was geschokt (Stcrt. 2012, 7141).

Als verweerder tot de slotsom komt dat er geen redenen zijn die zich tegen strafonderbreking verzetten, kunnen alleen zeer bijzondere omstandigheden aanleiding vormen om een onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling op zijn verzoek pas na ommekomst van de volledige tenuitvoerlegging van zijn straf naar het land van herkomst uit te zetten. De beroepscommissie is van oordeel dat van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden in klagers geval geen sprake is. Zij overweegt daartoe als volgt. 

Klager stelt dat hij de benodigde medische zorg in Suriname niet kan ontvangen en verwijst daartoe naar een algemeen nieuwsbericht over de gezondheidszorg in Suriname. Uit de stukken blijkt dat klager voor zijn komst naar Nederland in Suriname onder behandeling stond van een arts. Verder heeft klager nagelaten met stukken te onderbouwen dat aan hem specifiek niet de benodigde zorg kan worden geleverd en heeft hij de gevolgen daarvan niet gespecificeerd. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 29 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven