Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33235/GA, 28 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33235/GA

               

Betreft [klager]

Datum 28 augustus 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 11 april 2023 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. H. Hadžić, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen psychische stoornis. Ook als dit wel het geval is, is niet of onvoldoende gebleken van een gevaar voor agressie richting personeelsleden. Uit de bestreden beslissing volgt niet dat bij klager sprake is geweest van (gewelddadige) incidenten en/of bedreigingen richting medegedetineerden en/of personeelsleden of van een houding daartoe. Sterker nog, klager leek zich vooral met zichzelf bezig te houden en zich in zijn eigen verblijfsruimte terug te trekken. Het wantrouwen dat hij voelde richting de behandelend psychiater uitte zich evenmin in agressief en/of dreigend gedrag. Daarnaast bleek niet van een gevaar voor agressie richting mensen buiten de inrichting. De enkele opmerking van klager dat hij buiten een groep jongens wilde verzamelen ‘om verhaal te halen’ is onvoldoende om dit gevaar aan te nemen. Het is niet uit te sluiten dat dit slechts een uiting was van woede en frustratie.

In het geval het bovengenoemde gevaar wél zou worden aangenomen, kon dit gevaar enkel worden weggenomen als klager de medicatie ook zou innemen na zijn detentie die eindigde in mei 2023. De periode die hij ten tijde van de bestreden beslissing nog zou zijn gedetineerd, was te kort voor een gedegen behandeling, waarbij de antipsychotica eerst moest aanslaan en waarna de juiste dosering nog moest worden vastgesteld. In het licht hiervan, dringt de vraag zich op of de behandeling daadwerkelijk doelmatig en effectief zou zijn, nu het gevaar niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. Er was daarom geen noodzaak voor het toepassen van a-dwangbehandeling. Klager verzoekt hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de door hem geleden schade

 

Standpunt van de directeur

Gelet op de adviezen van de behandelend psychiater en de onafhankelijk psychiater kunnen de stellingen van klager niet worden gevolgd.

 

3. De beoordeling

Relevante wettelijke bepalingen, adviezen en behandelplan

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.

Hoewel klagers behandelingsplan niet is overgelegd, acht de beroepscommissie zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen, gelet op het advies van de behandelend psychiater van 28 maart 2023, het advies van onafhankelijk psychiater van 31 maart 2023, de voorgenomen beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling van 5 april 2023 en de bestreden beslissing.

 

Gevaar en noodzaak

Volgens de psychiaters is bij klager sprake van een psychotische stoornis (paranoïde psychose). Zij zagen daardoor een gevaar voor agressie jegens het afdelingspersoneel en jegens personen buiten de inrichting als klager in vrijheid zou worden gesteld. Bij klager werd gezien dat hij, als gevolg van paranoïde wanen/psychotische belevingen, achterdochtig en wantrouwend was richting onder meer het afdelingspersoneel, dat hij vaak boos was en zich terugtrok in zijn cel. Verschillende personen in en buiten de inrichting waren onderdeel van zijn psychotische belevingen en ook koesterde hij wraakgevoelens richting bepaalde personen. Hoewel zich in het PPC van de PI Zwolle – klager verbleef daar sinds 23 februari 2023 – niet daadwerkelijk incidenten hebben voorgedaan, zoals de raadsvrouw betoogt, was er wel sprake van een dreiging van agressie. Dit gevaar wordt ondersteund door klagers uitgebreide justitiële achtergrond, die wordt gekenmerkt door geweldsdelicten en bedreigingen, en het feit dat hij ook ten tijde van de bestreden beslissing gedetineerd was vanwege een geweldsdelict (tegen goederen). Vanwege deze achtergrond bestaat er ook een gevaar voor maatschappelijke teloorgang voor klager zelf, mede doordat hij zich, vanwege zijn toestandsbeeld, zonder adequate zorg en begeleiding niet goed lijkt te kunnen handhaven (onder andere het behouden van een woning).

Aan de hand van het voorgaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. Het toepassen van a-dwangbehandeling was dus noodzakelijk.

 

Proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid

Het is verder voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het dossier laat zien dat klager geen ziektebesef had, dat behandeling niet van de grond kwam en dat er zonder behandeling gevaar bestond voor agressief (delict)gedrag. De psychiaters geven aan dat de psychotische stoornis die klager heeft niet adequaat kon worden behandeld, anders dan door antipsychotica. De prikkelarme en gestructureerde omgeving van het PPC hielp niet voldoende. De uitleg en motiverende gesprekken van de behandelend psychiater hebben daarnaast niet ertoe geleid dat klager de voorgeschreven medicatie innam op vrijwillige basis.

De beroepscommissie acht het, tot slot, voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eis van doelmatigheid. Het feit dat klager op het moment dat de directeur zijn beslissing nam nog ongeveer één maand gedetineerd zou zijn – klager is volgens zijn registratiekaart op 7 mei 2023 in vrijheid gesteld – maakt deze conclusie niet anders. Van de toegepaste a-dwangbehandeling mocht, binnen de detentietijd die klager nog resteerde, in redelijkheid worden verwacht dat deze zijn psychotische toestandsbeeld zou verbeteren, waardoor hij beter in contact en samenwerking zou komen en het aanwezige gevaar zou afnemen.

 

Conclusie

De beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen kan, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 28 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. U.A. Breedijk en mr. W.S. Korteling, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven