Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32764/GV, 29 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32764/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    29 augustus 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 maart 2023 aan klager strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) verleend.

Klagers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er is geen grond om aan klager strafonderbreking in de zin van artikel 40a van de Regeling te verlenen, omdat hij op dit moment rechtmatig verblijf heeft in Nederland (zie 
RSJ 26 april 2023, 23/33367/SGV). Aan de voorwaarde van het eerste lid van artikel 40a van de Regeling wordt dus niet voldaan. Op 23 maart 2023 heeft klager een asielaanvraag ingediend. Deze is op 3 juli 2023 afgewezen, maar op 7 juli 2023 heeft hij tegen deze beslissing beroep ingesteld en aan de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Hij mag de behandeling van de voorlopige voorziening in Nederland afwachten. Overigens kan hij niet instemmen met de voorwaarde dat hij Nederland dient te verlaten. Hij wil Nederland nu niet verlaten en niet meewerken aan zijn terugkeer naar Marokko. Klager verzoekt hem de wettelijke proceskostenvergoeding toe te kennen.

Standpunt van verweerder
Klager voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van strafonderbreking. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) heeft te kennen gegeven dat zijn uitzetting gerealiseerd kan worden, omdat de Marokkaanse autoriteiten hebben toegezegd een laissez-passer te zullen afgeven. Klager heeft inmiddels alleen ‘procedureel rechtmatig verblijf’, omdat hij asiel heeft aangevraagd een week nadat de bestreden beslissing werd genomen. Hij is, zo blijkt uit inlichtingen van de DT&V, tijdelijk niet uitzetbaar, omdat sprake is van een tijdelijke opschorting van de uitzetting. De asielaanvraag heeft echter geen invloed op het terugkeerbesluit (en het inreisverbod) en staat evenmin in de weg aan de verleende strafonderbreking. Aan de strafonderbreking wordt tijdelijk geen uitvoering gegeven. Als geen asiel wordt verleend, zal klager echter verwijderbaar zijn en alsnog (op korte termijn) door middel van strafonderbreking naar Marokko worden uitgezet. 

De voorwaarde waaronder de strafonderbreking wordt verleend is overigens niet vatbaar voor beroep, terwijl het beroep hiertegen wel is gericht. Aan klager is ambtshalve strafonderbreking verleend en zijn toestemming is hiervoor niet vereist.

 

3. De beoordeling
Klager is sinds 10 februari 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld, afpersing en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De eerst mogelijke datum voor het verlenen van strafonderbreking was op 
4 februari 2023. De einddatum van klagers detentie is bepaald op 30 januari 2024.

Op grond van artikel 40a, eerste lid, van de Regeling kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie stelt klager zich terecht op het standpunt dat aan deze voorwaarde op dit moment niet wordt voldaan. Vanwege de, voor zover bekend, nog lopende procedure rondom zijn asielaanvraag, heeft klager heeft op dit moment rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (zie ook 
RSJ 28 juni 2023, 23/31844/GV).

Omdat de status van klager voor wat betreft zijn rechtmatig verblijf in Nederland is veranderd, is de grondslag voor het verlenen van strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling komen te vervallen. De bestreden beslissing is om die reden thans in strijd met de wet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen dan wel aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman om de proceskosten te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Penitentiaire beginselenwet een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.


Deze uitspraak is op 29 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven