Nummer 23/31605/GB
Betreft [klager]
Datum 8 augustus 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad of van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 9 januari 2023 afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. C.E. Hok-A-Hin, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers verblijf in het PPC van de PI Vught verloopt niet rustig. Klager is inmiddels meerdere keren van afdeling naar afdeling overgeplaatst. Daarnaast is hij ook kortdurend in het reguliere programma geplaatst. Dit ging al snel niet goed. Klager zoekt rust en stabiliteit, maar ervaart dit op het moment niet.
Ook de begeleiding door het behandelteam verloopt niet probleemloos. Klager heeft veel hulpvragen en wenst intensief behandeld te worden. Een intensieve behandeling is echter niet gestart. Klager heeft er geen vertrouwen in dat een intensieve behandeling in het PPC van de PI Vught zal aanvangen. Ten aanzien van klagers vertrouwen in het algemeen, in het personeel en de behandelaren, geldt dat dit vertrouwen door alles wat er het afgelopen jaar is gebeurd verloren is gegaan. Door een overplaatsing kan klager met een schone lei beginnen.
Klagers zorgen worden daarnaast niet serieus genomen. Hij vraagt al geruime tijd om een plan van aanpak voor de lange termijn. Uit het rapport volgt dat een plan voor de lange termijn nog steeds niet is gemaakt, terwijl klager al meer dan een jaar in het PPC van de PI Vught verblijft. Klager heeft er dan ook geen vertrouwen in dat dit plan nog gemaakt gaat worden.
Het stoort klager dat zijn zorgen omtrent zijn veiligheid worden gebagatelliseerd. Er heeft een naar incident plaatsgevonden, zodat klagers gevoel van onveiligheid te begrijpen is. Dit wordt mede ingegeven doordat aan klager een ordemaatregel is opgelegd, in plaats van de agressor over te plaatsen.
Tot slot kan klager zich niet vinden in de afbouw van zijn medicatie en de wijze waarop dit gebeurt. Er wordt over hem beslist in plaats van dat met hem een plan van aanpak wordt opgesteld. De gesprekken hierover worden in ieder geval door klager kennelijk heel anders ervaren dan door de medewerkers van het PPC.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing van 9 januari 2023. Hierop wordt nog het volgende aangevuld. Verweerder heeft op 7 maart 2023 contact opgenomen met de casemanager van de inrichting en heeft gevraagd naar de stand van zaken. Gebleken is dat er actief overleg is met de andere PPC’s over de te volgen route voor klager. Op dit moment is er echter nog geen sprake van een concreet plan. Na de beslissing van 9 januari 2023 en het contact van verweerder met de casemanager, hebben zich in de inrichting geen bijzonderheden voorgedaan.
3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in het PPC van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het PPC van het JC Zaanstad of van de PI Zwolle, omdat zijn verblijf in het PPC van de PI Vught volgens hem onhoudbaar is geworden.
De beroepscommissie maakt uit het selectieadvies van 19 december 2022 op dat het personeel van het PPC van de PI Vught van mening is dat een overplaatsing naar een ander PPC niets bijdraagt aan de inhoudelijke behandeling van klager. Er is reeds overleg geweest met andere PPC’s waarin besproken is dat een ‘carrousel-constructie’ wenselijk is. Van een concreet plan is nog geen sprake en de gesprekken hierover lopen nog. Klager zonder gedegen plan overplaatsen zou risicoverhogend kunnen werken. Verder is er op de huidige afdeling geen sprake van een behandelimpasse en het gedrag van klager is goed. De begeleiding door het behandelteam verloopt probleemloos. Uit navraag door verweerder bij klagers casemanager is gebleken dat er actief overleg is met andere PPC’s over de te volgen route van klager. Er is nog geen sprake van een concreet plan.
Verder komt uit het selectieadvies naar voren dat het behandelend personeel continu probeert het gesprek met klager aan te gaan. Hij wordt ook regelmatig gezien door behandelaren en een verpleegkundig specialist. Hierbij wordt ook toegelicht waarom bepaalde keuzes, bijvoorbeeld omtrent zijn medicatie, worden gemaakt. Klager lijkt deze gesprekken echter lastig te vinden en stopt deze gesprekken soms voortijdig of luistert niet naar wat er wordt verteld. Verder heeft klager een vaste afspraak bij de medische dienst, waarin hij zijn medische klachten bespreekbaar kan maken.
Voor zover klager stelt dat hij zich onveilig voelt in de inrichting, maakt de beroepscommissie uit het selectieadvies op dat het personeel geen aanwijzingen heeft dat klager ernstig wordt lastiggevallen door medegedetineerden. Klager is regelmatig op de groep. Hij kookt, heeft gesprekken met medegedetineerden op zijn cel of gaat bij andere gedetineerden op cel zitten. De celdeur van klager is ook regelmatig geopend. Het personeel ziet of hoort niet dat medegedetineerden klager bedreigen of zich intimiderend opstellen richting hem. Er zijn geen aanwijzingen dat klager gevaar loopt op de afdeling.
Hoewel klager meent dat zijn verblijf in het PPC van de PI Vught onhoudbaar is geworden, heeft de beroepscommissie geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het selectieadvies en de daarin genoemde feiten en omstandigheden, waaruit een ander beeld van de situatie naar voren komt dan het beeld dat klager schetst. Verweerder heeft de informatie uit het selectieadvies dan ook in redelijkheid ten grondslag kunnen leggen aan de afwijzing van klagers verzoek om overplaatsing.
De beroepscommissie wenst nog op te merken dat, voor zover klager meent dat de zorg die in de inrichting kan en moet worden verleend, niet (goed) wordt verleend, hij daartegen een klacht kan indienen op grond van artikel 71b en verder van de Penitentiaire beginselenwet.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 8 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter