nummer: 08/892/GA
betreft: [klager] datum: 31 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], hierna te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 april 2008 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsvrouw mw. mr. P.E.J.M. Bartels.
De directeur van voormeld Detentiecentrum heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens – kortweg – suïcidegevaar.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd zonder reden in afzondering geplaatst nadat hij een gesprek had gehad met de inrichtingsarts. Klager voelde zich op dat moment ziek. Hem was daarvoor medicatie aangeboden maar die wilde hij niet innemen. Naar aanleiding daarvan is aan
klager
gevraagd of hij van plan was om zelfmoord te plegen. Klager heeft toen geantwoord dat hij, als hij dood zou gaan, dood ging. Klager wilde de medicatie niet innemen omdat hij ervan overtuigd was dat dit voor hem niet goed was. Klager begreep de
directeur
en de psycholoog niet goed toen zij met hem kwamen spreken. Om die reden is er sprake geweest van miscommunicatie. Klager is van mening dat de ordemaatregel van afzondering een te zwaar middel is geweest. Door in hongerstaking te gaan, heeft klager
willen aangeven dat hij een en ander niet goed begreep. Naar aanleiding van die hongerstaking is hij overigens overgeplaatst naar het Penitentiair ziekenhuis (Penziekenhuis). Klager heeft nooit begrepen waarom hij in afzondering werd geplaatst. Klager
had toen graag met de directeur willen spreken, nu wil hij dat, gelet op de voorvallen in het detentiecentrum helemaal niet meer.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager heeft in beklag aangegeven zijn suïcidale uitingen tegenover de arts te hebben gedaan uit frustratie. Klager is daarop, op advies van de arts, in afzondering geplaatst. Er is getracht een en ander aan klager uit te leggen. Klager is vervolgens
in
hongerstaking gegaan en overeenkomstig het protocol ter observatie overgebracht naar het Penziekenhuis. Bij zijn terugkeer weigerde hij andermaal medicatie en ging weer in hongerstaking. Daarop is hij nogmaals overgebracht naar het Penziekenhuis.
Uiteindelijk is besloten om hem bij terugkeer in het Detentiecentrum te plaatsen op een reguliere afdeling. Sindsdien gaat het goed met klager.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur op goede gronden kon beslissen om klager, zulks in het belang van zijn eigen veiligheid, in afzondering te plaatsen, nu de arts daartoe, gelet op suïcidale uitlatingen van klager, had geadviseerd. Hetgeen
daarna is voorgevallen, klagers hongerstaking, de (tijdelijke) overplaatsing naar het Penziekenhuis en de weigering om medicatie in te nemen, kan mogelijk ten dele worden geweten aan onvoldoende communicatie tussen klager en de medewerkers van de
inrichting. Maar dat doet aan het voorgaande niet af.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht – voor zover een en ander vast is komen te
staan – kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2008
secretaris voorzitter