Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27173/GA, 27 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer    22/27173/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    27 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 24 januari 2022 om hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 19 april 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-209). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het enige ongewenste gedrag is het niet willen meewerken aan een risicotaxatie en delictanalyse. Klager heeft een gesprek gehad met de inrichtingspsycholoog en deze heeft geen risicotaxatie en delictanalyse geadviseerd. De reclassering heeft een risicotaxatie en delictanalyse geadviseerd om de basis te bepalen voor de te starten ambulante behandeling. De reclassering adviseerde tot ambulante behandeling bij De Waag. Weliswaar stelt de reclassering dat een risicotaxatie en delictanalyse meer duidelijkheid zouden geven over eventuele triggers en risicofactoren, maar zij adviseert een ambulante behandeling. Klager heeft na zijn terugplaatsing in de gevangenis contact gehad met De Waag. Hij was in de veronderstelling dat hij een ambulant behandeltraject zou volgen, maar het intakegesprek heeft nooit plaatsgevonden. Het is zeer opmerkelijk dat klager in het kader van de vorige plaatsing in de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) wel mocht meewerken aan een ambulant behandeltraject bij De Waag, maar dat dit in het kader van een eventuele nieuwe BBA plaatsing niet meer tot de mogelijkheden behoort.

Het is onverklaarbaar dat de verplichting tot het meewerken aan een risicotaxatie en delictanalyse op 20 januari 2022 opeens in het detentie- en re-integratieplan van klager is opgenomen. Klager verbleef vanaf 1 augustus 2021 in de PI Krimpen aan den IJssel. Het is onduidelijk waarom risicotaxatie en delictanalyse in januari 2022 moesten plaatsvinden. Er is nooit eerder gesproken over een risicotaxatie en delictanalyse.

De matige zorgen uit de ‘risicoscreener geweld’ rechtvaardigen niet dat er een risicotaxatie en een delictanalyse dienen plaats te vinden. Klager ontkent alle betrokkenheid bij het geweldsincident waarop de matige zorgen zijn gebaseerd. De politie heeft laten weten dat klager niet als verdachte is aangemerkt. Klager heeft dan ook verzocht om de risicoscreener opnieuw af te nemen, maar dat is niet gebeurd. De verdenking van dat geweldsincident en de ontkennende houding van klager hebben ertoe geleid dat de verplichting tot meewerken aan een risicotaxatie en delictanalyse is ontstaan. De beklagcommissie heeft op 16 juni 2022 over een beklag tegen het niet opnieuw opstarten van zijn BBA-traject geoordeeld dat de directeur het incident als vaststaand heeft aangenomen en dat de directeur zich onterecht heeft laten leiden door de afwikkeling van het incident. Meewerken aan een risicotaxatie en delictanalyse is niet noodzakelijk, dus de degradatiebeslissing is onredelijk en onbillijk.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur
De directeur herhaalt en persisteert bij hetgeen aangevoerd in beklag en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling
Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re integratiedoelen te verwezenlijken bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken. 
 
Klager is gedegradeerd op grond van één ongewenste gedraging en vertoonde verder alleen gewenst gedrag. Het ongewenste gedrag bestond eruit dat klager heeft geweigerd mee te werken aan een risicotaxatie en delictanalyse waarvoor hij op advies van de reclassering was aangemeld. Uit (recente) jurisprudentie van de beroepscommissie (bijvoorbeeld RSJ 11 mei 2023, 21/24078/GA) volgt dat het enkele niet meewerken aan re-integratie in beginsel onvoldoende grond is voor degradatie dan wel voor niet promoveren. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing tot terugplaatsing naar het basisprogramma niet voldoet aan de vereiste deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging. De enkele weigering om niet mee te werken aan een door de reclassering geadviseerde risicotaxatie en delictanalyse is, in een geval als dit – waarin de kans op recidive van een geweldsincident als laag (het statisch risicotaxatie-instrument) en gemiddeld (het professionele oordeel van de reclassering) wordt ingeschat – onvoldoende grond voor degradatie. Daar komt bij dat de reclassering al in juni 2021 heeft geadviseerd tot een risicotaxatie en delictanalyse, terwijl pas op 6 januari 2022 in het multidisciplinair overleg (MDO) is besproken dat klager daaraan niet mee wil werken. In de periode daarvoor liet klager volgens de MDO-rapportages echter gewenst gedrag zien. In het reclasseringsadvies wordt ook behandeling bij De Waag geadviseerd. Klager heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling was een ambulant behandeltraject te gaan volgen bij De Waag, maar dat er nooit een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Dit is ook de reden dat hij weigert mee te werken aan een risicotaxatie en delictanalyse. 

De noodzaak van een risicotaxatie en delictanalyse voor klagers re-integratie (zijn beoogde succesvolle en veilige terugkeer in de samenleving) is de beroepscommissie, tegen de achtergrond van het voorgaande, onvoldoende duidelijk. Dat klager weigert mee te werken aan deze risicotaxatie en delictanalyse kan daarom in dit geval niet de conclusie rechtvaardigen dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid zou nemen voor zijn re-integratie.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur in dit geval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.


Deze uitspraak is op 27 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. J.T.W. van Ravenstein, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven