Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/32006/GM, 28 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/32006/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    28 augustus 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat (a) de zorg voor zijn teen hem is ontzegd;
(b) dat hij zijn maagmedicatie niet meer heeft ontvangen en 
(c) dat het aantal fysiotherapiebehandelingen niet toereikend en niet goed verdeeld is.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mr. A. van Wijk, en het hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 2 juni 2023.
De heer drs. A.A.J. Jeurissen, tandarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
Klager en zijn raadsvrouw zijn ter zitting in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken aanvullende stukken toe te zenden. Bij het secretariaat van de RSJ zijn binnen die termijn geen aanvullende stukken ontvangen. 

Eén van de leden van de beroepscommissie, drs. P.J.M. van Puffelen, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat ter zitting is besproken, zoals de voorzitter ter zitting heeft uitgelegd. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er is sprake van blijvende slijtage aan klagers rugwervels. De medische informatie is bekend bij de medische dienst. Er is geen beslissing uitgereikt over het stoppen van fysiotherapie. De rugklachten zijn bekendgemaakt bij aanvang van de detentie, maar hieraan is geen gehoor gegeven. Er worden medicijnen verschaft voor de rugklachten en hier is de inrichting bekend mee.

Klager heeft ter zitting aangegeven dat hij relevante stukken ter onderbouwing van zijn standpunt over zijn fysieke belasting en de fysiotherapie heeft en dat hij die had willen toesturen. Door zijn rugproblemen kan klager geen arbeid verrichten in de PI, maar de inrichtingsarts heeft aangegeven dat klager wel kan werken. Als klager de arbeidsongeschiktheidsstatus krijgt, wordt hij niet ingesloten tijdens de arbeid. Ook krijgt hij problemen met het promoveren en re-integreren. Klager had ook een klacht bij de beklagcommissie aan de orde gesteld.  

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager heeft een klacht ingediend met betrekking tot zijn rugklachten. De inrichtingsarts heeft klager gezien op 13 februari 2023. Klagers vraag ging toen over arbeidsongeschiktheid en een verklaring om niet te hoeven sporten. Klager heeft geen indicatie voor arbeidsongeschiktheid en er is ook geen reden waarom hij niet zou mogen sporten. Daarom heeft de inrichtingsarts klager hiermee niet kunnen helpen. Bij klager is inderdaad sprake van discopathie van enkele wervels, maar er is geen sprake van wortelcompressie of kanaalstenose. Klager is bang voor verlamming. De inrichtingsarts heeft hem uitgelegd dat hiervoor geen toegenomen risico bestaat en dat bewegen juist goed voor hem is. In zijn klacht geeft klager aan fysiotherapie te willen ontvangen. Deze vraag mag klager bij de medische dienst neerleggen, dan kan de inrichtingsarts hem beoordelen en zien of hiervoor een indicatie is. De inrichtingsarts verwijst naar de episode bij 13 februari 2023 in het medisch dossier, een verslag van de radioloog en verslagen van de neuroloog.
  
Ter zitting heeft het hoofd zorg toegelicht dat de huisarts op 18 november 2022 de teennagel van klager heeft gezien. De conclusie was dat de nagel te kort was geknipt en het advies was om rust te houden. Klager had echter een chirurgische ingreep verwacht. Ten aanzien van de tweede klacht is klager op 4 november 2022 door de huisarts gezien en is op proef gestart met omeprazol. Daarna is verlenging aangevraagd, maar dat is niet goed doorgekomen bij de apotheek, waardoor klager geen omeprazol meer heeft ontvangen vanaf 3 december 2022. 
Op 11 januari 2023 is de medicatie weer aangevraagd en chronisch voorgeschreven. De reden dat het misging is dat er vergeten was een vinkje in het systeem te plaatsen waardoor het niet als chronisch recept is doorgekomen bij de apotheek. Het hoofd zorg verwijst verder naar de uitspraak in het beroep van klager van 28 april 2023 (de beroepscommissie begrijpt: RSJ 28 april 2023, 22/30282/GM) waarin is stilgestaan bij het matras en de fysiotherapie.

3. De beoordeling
Reikwijdte van het beroep
De klacht van 11 december 2022 ziet op het krijgen van fysiotherapiebehandelingen. Voor zover klager erover klaagt dat de inrichtingsarts heeft genoteerd dat klager zwaar werk kan verrichten waardoor hij niet kan promoveren of re-integreren en wordt ingesloten, valt dit buiten de reikwijdte van het medisch klachtrecht en zal dit in de beoordeling daarom buiten beschouwing worden gelaten. Wat voor het eerst in beroep over arbeidsongeschiktheid naar voren is gebracht, vat de beroepscommissie op als een uitbreiding van de klacht die buiten de wettelijk voorgeschreven bemiddeling valt. Het onderwerp arbeidsongeschiktheid zal daarom niet verder worden besproken.  

a. Zorg voor teen
Klager is op 18 november 2022 gezien voor zijn teen, die bloedde en pijn deed. Volgens klager wilde de huisarts niet helpen en moest hij maar terugkomen als het ontstoken was. Uit de stukken en de toelichting blijkt dat de huisarts de teen heeft beoordeeld nadat klager deze hard gestoten had. Besloten is om het herstel van de teen en teennagel af te wachten en het verder schoon te houden. De huisarts heeft ook advies gegeven over het knippen van de nagel. Hoewel klager het niet eens was met het beleid van de huisarts, stelt de beroepscommissie vast dat de klacht wel is verholpen. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts aan klager adequate zorg heeft verleend. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

b. Maagmedicatie
Op 4 november 2022 is klager door de huisarts gezien en is omeprazol als proef gestart. Uit navraag bij de apotheek bleek dat het herhaalrecept – zoals ter zitting uiteengezet – niet goed was doorgekomen en dat klager vanaf 3 december 2022 geen omeprazol meer heeft ontvangen. Op 11 januari 2023 is contact opgenomen met de apotheek en is dit hersteld. De beroepscommissie is van oordeel dat het uit een oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk is om na het verstrekken van het eerste voorschrift en voordat de voorgeschreven hoeveelheid medicatie op is, het effect van de behandeling te evalueren en zo nodig een herhaalrecept voor te schrijven. In dit geval had de inrichtingsarts de eventuele noodzaak van een herhaalrecept adequater moeten bewaken. 

Het handelen van de inrichtingsarts moet daarom worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre gegrond verklaren. 
De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-.

c. Fysiotherapie
Klager vond het aantal fysiotherapiebehandelingen niet toereikend en wilde dat de dertien behandelingen die hem geboden werden goed verdeeld worden over het jaar. In overleg met klager is afgesproken dat hij één keer per maand op de lijst voor fysiotherapie komt. 

Daargelaten het antwoord op de vraag in hoeverre de inrichtingsarts verantwoordelijk is voor de behandelfrequentie en de tijdstippen waarop de fysiotherapie plaatsvindt, is de beroepscommissie van oordeel dat aan klagers wens is tegemoetgekomen, nu op zijn verzoek een aangepaste bezoekfrequentie met de fysiotherapeut is afgesproken. Niet is gebleken dat die behandelfrequentie niet toereikend was. De beroepscommissie komt tot de conclusie dat geen sprake is van een schending van de op de inrichtingsarts rustende zorgplicht en zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake de beklagonderdelen a. en c. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklagonderdeel b. gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-. 


Deze uitspraak is op 28 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven