Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30328/GA, 17 oktober 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30328/GA

    

           

Betreft  [Klager]

Datum  17 oktober 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem op 11 februari 2022 voor de duur van zes maanden zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 4 november 2022 het beklag ongegrond verklaard (Ta-2022-138). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Ter Apel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er bestaat geen noodzaak tot het opleggen van de GVM-maatregelen. Het gaat niet (alleen) om de vraag of de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot het opleggen van de toezichtmaatregen, maar (ook) de vraag of het noodzakelijk is om de toezichtmaatregelen op te leggen. De beklagrechter is in zijn beslissing niet ingegaan op die laatste vraag. De beklagrechter heeft bij de beslissing ook niet alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, zodat sprake is van een motiveringsgebrek. Klager is het niet eens met de redenering van de directeur dat er als gevolg van ongeoorloofd contact met de media sprake is van ‘ondermijning van het gezag van directie en personeel in de inrichting’. Volgens klager is het verstrekken van het e-mailadres van de medewerker met toestemming van de betrokken medewerker gebeurd. Ook is het nimmer klagers bedoeling geweest om iemand te bedreigen of te intimideren. Er is sprake geweest van miscommunicatie. Klager komt uit België en drukt zich in andere woorden uit dan men in Nederland doet.

Uit de GVM-beschikking volgt onvoldoende dat sprake zou zijn geweest van ‘voortgezet crimineel handelen vanuit detentie’. Bovendien dient in het kader van ‘voortgezet crimineel handelen’ sprake te zijn van een strafbare bedreiging. Hiervan is niet gebleken. Er staat in de GVM-beschikking nog dat er eerdere uitlatingen tijdens detentie zouden zijn geweest die toen aanleiding zouden hebben gevormd om klager op de GVM-lijst te plaatsen. Uit de beslissing volgt evenwel niet dat eerdere uitlatingen thans nog een grondslag zouden vormen voor de opgelegde toezichtmaatregelen. Deze kunnen redelijkerwijs ook niet als grondslag dienen, te meer nu onduidelijk is over welke uitlatingen het zou gaan, wanneer die uitlatingen zouden zijn gedaan en of die uitlatingen voldoende zouden zijn om te kunnen worden gekwalificeerd als ‘voortgezet crimineel handelen’ zoals bedoeld in de Circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico van 8 juli 2021, kenmerk 3399954 (hierna: de Circulaire).

De toezichtmaatregelen zijn opgelegd omdat sprake zou zijn geweest van bedekte bedreigingen/intimiderend taalgebruik, omdat klager ongeoorloofd contact met de media zou hebben gezocht en omdat hij een e-mailadres van een medewerker aan derden zou hebben verstrekt. Klager is hiervoor ook op 7 januari 2022 gesanctioneerd. Het is niet proportioneel om voor het versturen van een enkele brief zowel toezichtmaatregelen als een disciplinaire straf op te leggen. Het is onduidelijk waarom er volgens de beklagrechter geen sprake zou zijn van een dubbele bestraffing.

Er is geen sprake geweest van een deugdelijke, zelfstandige en inzichtelijke belangenafweging, zoals die wordt vereist. Uit de beschikking kan niet worden afgeleid dat er een belangenafweging door de directeur heeft plaatsgevonden. Een van de belangrijke onderdelen van die belangenafweging is bovendien het horen van de gedetineerde. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van én voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging. De directeur geeft in de beschikking aan dat klager gehoord is door de heer [naam 1] Uit de beslissing kan echter niet worden afgeleid wanneer dit gesprek heeft plaatsgevonden. Volgens klager heeft er geen hoorgesprek plaatsgevonden. Er is dus geen juiste uitvoering gegeven aan de hoorplicht. De directeur heeft daardoor geen goede belangenafweging kunnen maken over het verlengen van de toezichtmaatregelen.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar wat is aangevoerd bij het verweer inzake beroep RSJ 22/26805/GA en verzoekt dit als herhaald en ingelast te beschouwen. In aanvulling daarop is het volgende aangevoerd.

De vorige GVM-maatregelen waren opgelegd voor de duur van één maand vanwege het feit dat klagers detentie op dat moment binnen die maand zou eindigen. Uiteindelijk bleek dat klager voor een nieuwe zaak preventief gehecht zou worden, waardoor de directeur heeft onderzocht of de toezichtmaatregelen verlengd dienden te worden.

Klager is tijdens het Operationeel Overleg (hierna: OO) van 9 februari 2022 besproken. Het OO heeft besloten de GVM-status ‘verhoogd’ te handhaven met aanvulling van de indicaties ‘ondermijning van gezag van personeel en de directie in de inrichting’ en ‘ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media’. Voornoemd besluit van het OO betreft geen beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Ook heeft het OO de directeur geadviseerd de reeds opgelegde toezichtmaatregelen te verlengen.

Er is zorgvuldig afgewogen welke maatregelen noodzakelijk werden geacht. Geconstateerd werd dat klagers gedragingen ten opzichte van de voorgaande opgelegde toezichtmaatregelen onveranderd zijn gebleven. Hierdoor achtte de directeur het noodzakelijk de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen te verlengen met daarbij een aanpassing in de frequentie van de celinspectie. Deze is gereduceerd naar eens per twee weken.

 

3. De beoordeling

De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.

Het verdient de voorkeur dat de voor de beslissing relevante informatie en vooral de belangenafweging van de directeur in de beslissing zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie of afwegingen kunnen evenwel ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure.

Klager is in het OO besproken en aan hem is de GVM-status ‘verhoogd’ toegekend op grond van de indicaties ‘(vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie’, ‘ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting’ en ‘ongeoorloofde contacten met media of zichtbaarheid op social media’. De directeur heeft met ingang van 11 februari 2022 GVM-maatregelen voor de duur van zes maanden opgelegd.

Uit de beschikking volgt dat klager voorafgaand aan de oplegging van de GVM-toezichtmaatregelen is gehoord door [naam 1]. De beschikking is door “de directeur, [naam 2]” ondertekend.

Op grond van bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie dient de directeur de gedetineerde te horen voorafgaand aan de oplegging van GVM-toezichtmaatregelen. Dat de directeur de gedetineerde van tevoren hoort is ook in paragraaf 3.1 van de Circulaire opgenomen. Voor zover bekend, bekleedt [naam 1] niet de functie van (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur. Daaruit trekt de beroepscommissie de conclusie dat klager niet door de directeur is gehoord alvorens aan hem GVM-toezichtmaatregelen zijn opgelegd, maar door een ander personeelslid binnen de PI Ter Apel. De beroepscommissie volgt dan ook niet de stelling van de directeur in zijn reactie op het beroepschrift dat klager door de directeur is gehoord, wat volgens de directeur ook volgt uit de beschikking.

Alleen hierom al zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog vanwege een vormverzuim gegrond verklaren. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Voor de vaststelling van de hoogte daarvan is van belang dat de beslissing van de directeur om klager GVM-toezichtmaatregelen op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen inhoudelijk niet als onredelijk en onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op €17,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €17,-.

 

 

Deze uitspraak is op 17 oktober 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven