Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1196/GA, 31 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1196/GA

betreft: [klager] datum: 31 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Baijens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 mei 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2008 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman is niet ter zitting verschenen. De directeur van het PBC heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het klager niet in de gelegenheid stellen om op 18 november 2007 één uur te luchten.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager bestrijdt dat hem, nadat het luchtmoment op 18 november 2007 na een half uur werd onderbroken, is aangeboden om die dag alsnog gebruik te maken van een luchtmoment. Klager is van mening dat de directeur de stelling, dat hem wel een aanvullend
luchtmoment is geboden, had moeten onderbouwen door concrete informatie. Met name in het PBC, waar zeer rigide rapportagetechnieken worden gebruikt zou het voor de hand liggen om de directeur een bewijsopdracht te geven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
In het PBC vindt geen systematische registratie plaats van de tijdstippen van luchten en de daarbij behorende aantallen en namen van gedetineerden. Voor zover er sprake is van beperkingen op het dagprogramma, vindt dienaangaande rapportage plaats. In
dat geval wordt ook de beslissing van de directeur op schrift gesteld en aan de gedetineerde uitgereikt. In dit geval was er geen sprake van een beperking van het dagprogramma. Aan de betreffende gedetineerden, waaronder klager, is in het totaal één
uur
luchten aangeboden op 18 november 2007. Om die reden is een en ander niet schriftelijk vastgelegd. De directeur persisteert bij hetgeen hij tegenover de beklagrechter naar voren heeft gebracht.

3. De beoordeling
Artikel 49 van de Pbw luidt, voor zover hier van belang:
“ -1. De gedetineerde heeft recht op recreatie en dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet.
-2. (...)
-3. De directeur draagt zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.”

Aan dat hiervoor genoemde recht op een dagelijks verblijf in de buitenlucht, mag – behoudens in de gevallen waarin bij de wet is voorzien – niet worden getornd. De lezingen van klager en de directie lopen uiteen, ook in zoverre dat de directie heeft
gesteld dat het luchten is onderbroken in verband met een celzoeking (waarvoor later compensatie is gegeven), terwijl klager heeft gesteld dat de gedetineerden pas om 16.30 uur, derhalve later dan het luchten had moeten beginnen, zijn uitgesloten en
klager geen compensatie is geboden. Nu op schrift gestelde verklaringen van dienstdoende personeelsleden of rapportage ontbreken en de directeur ook niet ter zitting is verschenen om een (nadere) toelichting te geven, is onvoldoende aannemelijk
geworden
dat aan klager op 18 november 2008 de gelegenheid is geboden om gedurende ten minste één uur in de buitenlucht te verblijven. Dat maakt dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden
verklaard.

Nu de gevolgen van die hiervoor vermelde schending niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven