Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31742/GA, 10 november 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

Nummer           23/31742/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum  10 november 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 19 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-1174). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen schriftelijke beschikking ontvangen op zijn verzoek om BZT. Dat hoeft officieel ook niet, maar verdient wel de voorkeur. Klager zou daarnaast niet de juiste weg hebben bewandeld met de indiening van zijn verzoek om BZT met zijn echtgenote. Het verzoek is echter middels een gemotiveerde brief ingediend door klager, expliciet gericht aan de directeur. Dit verzoek heeft de directeur ook bereikt en er is vervolgens door hem een afwijzende beslissing genomen. Dit betreft een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Klager vreest dat zijn gezin uit elkaar valt als hij de komende periode nooit een moment alleen samen met zijn vrouw kan zijn. Gezien hun beider jonge leeftijd hebben zij daarnaast een kinderwens. Klager vindt dan ook dat zijn recht op family life als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) disproportioneel wordt beperkt, zeker in combinatie met de andere zeer strikte toezichtsmaatregelen die hem reeds zijn opgelegd. Klager krijgt geen individueel bezoek, hoewel dit wel in de mededeling van 9 augustus 2022 wordt toegezegd. Hij ontvangt het bezoek gezamenlijk met andere gedetineerden, hetgeen opmerkelijk is te noemen gezien zijn plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht /maatschappelijk risico (GVM) met de status ‘hoog’.

Klager voldoet aan alle voorwaarden die in paragraaf 3.8.1 van de Regeling Model huisregels penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) voor BZT worden gesteld. Er is geen nieuwe informatie bekend waaruit zou blijken dat hij hieraan niet meer zou voldoen.

Klager is van mening dat de weigering om hem BZT toe te staan met zijn echtgenote onredelijk en onbillijk is, nu er geen individuele belangenafweging is gemaakt door zowel de directeur als de beklagcommissie en er op grond van de gevoerde verweren geen actuele, betrouwbare en concrete aanwijzingen zijn om hem BZT te weigeren. Dit klemt temeer, nu er in de Circulaire ‘Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico’ van 8 juli 2021 (kenmerk 3399954) (hierna: de Circulaire) wel degelijk enige ruimte is voor het geven van toestemming voor BZT. De directeur dient daarbij het advies van het Operationeel overleg (OO) in acht te nemen.

Klager meent dat een dergelijke individuele belangenafweging op zijn verzoek niet heeft plaatsgevonden, waardoor het beroep hiertegen reeds hierom gegrond zou moeten worden verklaard. De beklagcommissie oordeelt echter dat deze individuele belangenafweging wel is gemaakt door de directeur, maar geeft geen enkele motivering waaruit die belangenafweging dan zou hebben bestaan. De weigering van de directeur om klager BZT toe te staan is in strijd met de Regeling, de redelijkheid en billijkheid en artikel 8 van het EVRM.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten en om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen, bij voorkeur in de vorm van een extra BZT-moment.
 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij hetgeen in de beklagprocedure naar voren is gebracht en sluit zich voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
 

Wijze van indienen verzoek BZT

Klager heeft volgens de directeur het verzoek niet op een juiste wijze gedaan. Klager en zijn partner hadden – overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8.1.2. van de huisregels van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de huisregels) – middels een aanvraagformulier een verzoek moeten indienen bij het afdelingshoofd of personeel. De beroepscommissie gaat echter voorbij aan de stelling van de directeur dat klager zijn verzoek niet op juiste wijze heeft ingediend, nu de directeur klagers brief kennelijk als verzoek om BZT heeft opgevat en vervolgens mondeling op dit verzoek heeft beslist. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat sprake is van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet.
 

Inhoudelijke beoordeling

Volgens de directeur komt klager niet in aanmerking voor BZT vanwege de aan klager opgelegde toezichtmaatregel ‘individueel bezoek met toezicht’ in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst met de status ‘hoog’.

Uit de Circulaire volgt uit bijlage 1, onderdeel 1.2, dat voor een sluitende aanpak de samenhangende set toezichtmaatregelen aanwijzingen dient te bevatten ten aanzien van – onder meer – BZT. Uitgangspunt is dat aan een GVM-gedetineerde geen BZT wordt toegekend. De Circulaire biedt evenwel ruimte om van dat uitgangspunt af te wijken. BZT kan worden toegekend door de directeur naar aanleiding van een hiertoe ingediend verzoek. De directeur maakt hierin een eigen afweging, waarbij hij het advies van het OO in acht neemt. De directeur heeft een eigen en discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie hoeft een beslissing tot afwijzing van een verzoek tot om BZT niet op schrift te worden gesteld.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur onvoldoende gemotiveerd welke belangenafweging er is gemaakt om tot de afwijzing van het BZT-verzoek te komen en op welke wijze het advies van het OO daarbij in acht is genomen. De enkele verwijzing naar klagers GVM-status en de aan hem opgelegde de toezichtmaatregel ‘individueel bezoek met toezicht’ is daartoe onvoldoende – al kan dat wel meewegen (vergelijk RSJ 27 juli 2023, 23/31624/GA). Gelet op het voorgaande is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen.

Klager verblijft inmiddels niet meer in de PI Krimpen aan de IJssel. De beroepscommissie zal de directeur daarom niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog gegrond en vernietigt de beslissing waarover is geklaagd.

 

 

Deze uitspraak is op 10 november 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en F. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven