Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33757/GV, 14 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33757/GV

               

Betreft [klager]

Datum 14 augustus 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 10 mei 2023 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. E.J. Teeuwen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd en uit dat advies volgt dat klager zich de laatste tijd bereid heeft getoond zich in te zetten voor zijn re-integratie en dat zijn gedrag op de afdeling op dit moment goed is. Hij is sinds september 2022 niet meer disciplinair gestraft.

Uit het risicotaxatie instrument van de reclassering volgt dat het risico op recidive en het risico op geweld als laag worden ingeschat. Klager heeft voldaan aan bijna alle voorwaarden die de reclassering heeft verlangd om in aanmerking te komen voor het re-integratietraject. Hij heeft echter niet aan de voorwaarden kunnen voldoen die buiten zijn invloedssfeer liggen. Klager wenst de training Werken aan Werk te volgen, maar deze training wordt nu niet aangeboden in de inrichting. Hij heeft ook altijd medewerking verleend aan verdiepingsdiagnostiek. Klager is op dit moment aangemeld bij De Waag voor verder persoonlijkheidsonderzoek. Er is echter sprake van een zeer lange wachtlijst, waar klager geen invloed op heeft.

Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) kan in zekere zin niet meer in overwegende mate aan klager worden tegengeworpen, omdat de grondslag daarvan berust in de vereiste deelname aan verdiepingsdiagnostiek. Die verdiepingsdiagnostiek is inmiddels al succesvol afgerond.

Klager heeft een betalingsregeling getroffen met het Centraal Justitieel Incassobureau en komt zijn maandelijkse betalingsverplichting tot op heden altijd na. De politie heeft tot slot geen bezwaar tegen het opgegeven verlofadres.

Standpunt van verweerder

Uit de verweerder ter beschikking gestelde stukken blijkt dat klager 60% van de doorgebrachte tijd in detentie gepromoveerd is geweest. Er dient in zijn geval daarom een nadere afweging plaats te vinden over de vraag of hij in aanmerking komt voor kortdurend re-integratieverlof. Uit het selectieadvies volgt dat klager veelvuldig negatief in beeld is gekomen gedurende zijn detentie. Hij heeft in totaal 31 disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Hoewel klager sinds september 2022 niet meer disciplinair gestraft is, is hij recent wederom negatief in beeld gekomen. Nadat klager te horen kreeg dat er waarschijnlijk negatief zou worden beslist op zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof, heeft hij aangegeven dat “als er maar iets kleins zou gebeuren op de afdeling, hij diegene zijn kop eraf zou snijden” (zo volgt uit het schriftelijk verslag van 12 mei 2023).

De verdiepingsdiagnostiek van 19 december 2022 wijst uit dat klager specifieke forensische zorg behoeft; een langere behandeling bij een ambulante forensische polikliniek is geïndiceerd. Blijkens het reclasseringsrapport van 31 maart 2023 – dat in het kader van een eventuele deelname aan een penitentiair programma (PP) is opgemaakt – acht de reclassering het noodzakelijk dat klager ambulante behandeling ondergaat. Daarnaast moet hij meewerken aan diagnostiek en een intelligentieonderzoek.

Gelet op de ernst van het door klager gepleegde delict, de uitgebrachte adviezen, klagers gedrag gedurende zijn gehele detentie, de risico’s die aan het verzochte verlof zijn verbonden en de uitkomst van de verdiepingsdiagnostiek, is het op dit moment te risicovol om aan klager kortdurend re-integratieverlof te verlenen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 7 mei 2018 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens het medeplegen van een poging tot moord. De datum waarop klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld, is momenteel bepaald op 4 april 2024.

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In het Beleidskader beoordeling gedrag gedurende gehele detentie naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen (hierna: het Beleidskader) zijn de normen vastgelegd voor het gedrag van de gedetineerde om in aanmerking te komen voor kortdurend re-integratieverlof:

-    Een gedetineerde voldoet aan de norm als hij ten minste 60% van zijn detentie gepromoveerd is geweest, waaronder op het moment van de beoordeling.

-    Er is een afweging nodig bij een gedetineerde die 40% tot 60% van zijn detentie gepromoveerd is geweest, waaronder op het moment van de beoordeling. Bij die afweging betrekt verweerder de ontwikkeling in het gedrag, de aard en ernst van de disciplinaire straffen en de momenten waarop de gedetineerde disciplinair is gestraft.

-    Een gedetineerde voldoet niet aan de norm als hij minder dan 40% van zijn detentie gepromoveerd is geweest.

In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

 

De inhoudelijke beoordeling

De beroepscommissie merkt allereerst op dat klager op basis van het Beleidskader voldoet aan de norm om in aanmerking te komen voor kortdurend re-integratieverlof, nu hij ten minste 60% van zijn detentie gepromoveerd is geweest en dit ook was op het moment van de beoordeling.

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof, omdat hij de relatie met zijn ouders wil versterken. Zijn verzoek is afgewezen, omdat uit verdiepingsdiagnostiek volgt dat uitgebreider persoonlijkheidsonderzoek en een onderzoek naar klagers intelligentie wenselijk wordt geacht. Daarnaast zouden de risico’s niet goed kunnen worden ingeschat. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder onvoldoende onderbouwd dat het voorgaande een afwijzing van klagers verzoek rechtvaardigt. Zij overweegt daartoe als volgt. 

Uit het advies van de reclassering van 31 maart 2023 volgt dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat, dat de kans op letselschade op laag-gemiddeld wordt ingeschat en dat het risico op onttrekken aan de voorwaarden als gemiddeld wordt ingeschat. De reclassering heeft positief geadviseerd over klagers deelname aan een PP met elektronische monitoring. Verweerder heeft het voorgaande niet, althans niet kenbaar, meegewogen in de bestreden beslissing, terwijl kortdurend re-integratieverlof (met elektronische controle) minder vergaande vrijheden met zich brengt (vergelijk RSJ 6 februari 2023, 22/25534/GV). Dit klemt temeer, nu klager al sinds 14 juli 2022 in aanmerking komt voor kortdurend re-integratieverlof en hij sinds 10 april 2023 in aanmerking komt voor deelname aan een PP. Het belang van de gedetineerde bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij weegt steeds zwaarder naarmate de einddatum van de detentie nadert. 

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 14 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven