Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27673/GA, 18 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27673/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    18 augustus 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om elektronisch toezicht te verbinden aan het toegekende re-integratieverlof voor extramurale arbeid.

De beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet heeft op 19 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (Ho-2022-77). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.S. Sewgobind, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Hoogvliet (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling
Op 16 februari 2022 is aan klager re-integratieverlof voor extramurale arbeid verleend en is hij in de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) van de locatie Hoogvliet geplaatst. Daarbij is de directeur geadviseerd om een locatiegebod te hanteren voor het adres waar klagers ex-partner verblijft en om een contactgebod met klagers ex-partner op te leggen, tenzij zij expliciet toestemming geeft voor het niet opleggen van een locatie- en contactverbod aan klager.

De regelgeving
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. Op grond van artikel 20ab van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) gelden daarvoor de volgende voorwaarden:
-    de gedetineerde ondergaat een gevangenisstraf langer dan zes maanden;
-    de gedetineerde moet nog hoogstens een zesde deel van zijn gevangenisstraf ondergaan, voordat hij (voorwaardelijk) in vrijheid kan worden gesteld;
-    het verlof duurt minimaal vier weken en maximaal twaalf maanden;
-    de duur van het verlof wordt vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan).

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

Met ‘andere relevante personen’ zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid en onder c, van de Regeling worden personen bedoeld die van de gedetineerde afhankelijk zijn en personen die formeel geen slachtoffer of nabestaande zijn, maar wel een concrete legitieme beschermingsbehoefte hebben in relatie tot het toekennen van vrijheden (Stcrt. 2021, 28357). 

Op grond van artikel 17 van de Regeling kan de directeur namens de minister bij gewijzigde omstandigheden nadere voorwaarden verbinden aan een reeds verleend re-integratieverlof. 

De inhoudelijke beoordeling 
Uit de stukken volgt dat klager niet langer wordt vervolgd voor bedreiging van zijn ex-partner, maar dat er wel politiecontacten zijn geweest ten aanzien van de relatie tussen klager en zijn ex-partner. De directeur van de locatie Hoogvliet heeft beslist om gebruik te maken van elektronisch toezicht, nu uit een door klagers ex-partner geschreven brief niet expliciet toestemming wordt gegeven voor het niet opleggen van een locatie- en contactverbod aan klager. In de brief van klagers ex-partner staat dat zij niet wenst dat klager naar haar huis komt en dat hij haar met rust moet laten. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen stellen dat er daarom geen sprake is van expliciete toestemming. 

Daarnaast is het de beroepscommissie niet gebleken, en door klager niet gesteld, dat sprake is van omstandigheden op grond waarvan het noodzakelijk is dat klagers re-integratieverlof voor extramurale arbeid zonder elektronisch toezicht zou moeten plaatsvinden. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, heeft de directeur op grond van artikel 15, tweede lid, aanhef en onder b en c, in samenhang met artikel 17 van de Regeling in redelijkheid kunnen beslissen dat elektronisch toezicht, een waarborg voor een veilig verloop van het verlof, is aangewezen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.


Deze uitspraak is op 18 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. R.J.H.M. Kievitsbosch, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven